Every mile a thrill – episode 5

Dit is deel 5 van de reis die Aad Samwel maakte over het dak van de wereld in de jaren zeventig. In deze aflevering ziet Aad fatamorgana’s van kamelen, gesluierde vrouwen en andere nomaden.

Als het al donker is bereiken we Herat , het eerste stadje in Afghanistan vanuit het westen komend. De stad is nog als een middeleeuwse vesting ommuurd, en ’s avonds gaat de poort dicht, dat overkomt ons weer. We soebatten wat met de bewakers, dat het veel te onveilig is voor ons om buiten te blijven met de motoren en de tentjes, en uiteindelijk doen ze de poort toch even open voor ons. Binnen de muren lijkt het wel een sprookjes wereld, mooie lanen met platanen, er rijden geen auto’s maar alleen paarden met koetsen voorzien van een prachtige uitrusting en belletjes. Hier en daar een theehuis, en veel werkplaatsjes die soms nog open zijn. Veel tulbanden op straat, weinig of geen vrouwen en het ademt wel de echt oosterse sfeer uit die we verwachten hier. We vinden een kampeerplek in de tuin van het Park hotel, oude chic uit de Engelse tijd denken we. Jack en Bert zijn er al op de Honda’s en die maken het goed, we kletsen lekker bij.

Eten in Herat, vanaf nu geen stoelen meer….

Donderdag 29 sept. De afgelopen dagen de stad goed verkend, er zijn gespecialiseerde wijken voor de wevers, tapijtknopers, koperslagers, de zilversmeden en zo verder. De werkplaatjes zijn nooit groter dan een paar vierkante meter, het is echt middeleeuws. Gigantische koperen kookpotten worden met de hand buiten op straat in de vorm gesmeed, dit is in die hele wijk zo dus het is een hels kabaal. De knoopsters in de tapijtenwijk, vaak zéér jonge meisjes, zitten in het bijna donker te werken aan de beroemde Afghaanse tapijten. Ze zijn moeilijk te spotten, ze zijn erg schuw, en het is zo wie zo verboden om ze te fotograferen, dat hebben we al snel geleerd op straat. In de moslimreligie zijn alle afbeeldingen van mensen en meestal ook dieren verboden. Op straat fotograferen moet dus stiekem om te voorkomen dat je de camera en je filmpje kwijt bent of gelyncht wordt..

Koperslager in Herat….

Geen afbeeldingen van levende wezens is ook de reden dat de tempels zo rijk versierd zijn met zeer fraaie mozaïek tegels, de kunst is dus vrij abstract. Maar de zilversmeden zijn wel weer van een ander slag, die hebben al wat toeristen gezien en proberen wel wat te verkopen en zijn wat toeschietelijker.

Door de taalproblemen komen we niet veel te weten over de plaatselijke omstandigheden, er spreekt niemand een andere taal dan Pashtun of een ander Afghaans taaltje . De enige keer dat we een echt gesprek hadden was bij de directeur van de bank, we wilden gewoon wat traveler cheques inwisselen maar eindigden in het met 5 tapijtlagen beklede kantoor van de directeur aan de thee. We leerden hier dus wel wat over de leefgewoonten, vooral de cultuurverschillen tussen de mensen uit de stad en de nomaden die daar buiten leven is heel groot. Alles wat niet in een stad woont, is analfabeet en leeft volgens de eeuwen oude tradities van de stam waar ze bijhoren. Hun geweer, het aantal kamelen en het aantal vrouwen zijn belangrijk voor hun positie en bij elk conflict draait het uit op geweld. Daarom gaat de poort van de stad ook dicht ’s nachts want als er niet genoeg verdiend wordt met de geiten of de opium overvallen ze gewoon een stad. Dat wordt dus oppassen met het doorkruisen van dit land!

Straatbeeld Herat…..

Het eten is weer eens echt anders hier, meestal vind het plaats op de eerste verdieping van een wat groter gebouw. Op de grond van de eetzaal een berg oude tapijten, tegen de wanden overal oude versleten kussens. Verder is er niets in het restaurant, we zitten op de kussens tussen de Afghanen met enorme tulbanden op die ons argwanend beloeren. Wachten op wat er komen gaat. Eerst thee en dan soms een soort dunne yoghurt, verder rijst met wat erin, soms wat ui of tomaat, dat is het wel. Eten is ook niet echt belangrijk zo te zien, het lurken aan de gezamenlijke waterpijp is echter een verplicht sociaaltje na de maaltijd.

Na een aantal dagen willen we verder trekken, we spreken met nog wat meer Hollanders af om elkaar hier en daar te treffen omdat de weg naar Kandahar erg gevaarlijk is en we niemand achter willen laten op dit traject.

Vrijdag 30 sept. We willen eigenlijk weg vandaag maar Bert is nog ziek en we willen ze niet achterlaten alleen.
Hilda en Godfried weer ontmoet en ook een nieuw stel : Peter(journalist van o.a. Nieuwe revue) en Corrie met twee jonge kinderen in een verbouwde Mercedes bus. Die durven wel zeg met die kinderen en ze willen ook door naar India , de meeste anderen moeten terug na Kabul bereikt te hebben. Corrie wordt ook ziek, maar wij voelen ons prima en eten weer in een van de plaatselijke eethuizen een onduidelijk maar goede maaltijd.
Zaterdag 1 Oct. Vandaag echt weg, vroeg ingepakt , Frans is in z´n gammele bus als eerste vertrokken. Wij volgen met de twee Harley´s na een half uurtje. We halen Frans al snel in want de bus rijdt nog steeds niet goed. We helpen hem met schoonmaken van de bougie´s en proberen nog een aantal dingen maar het wil niet erg vlotten.
We rijden nog een km of 30 met hem op met een zeer matig gangetje,

dan kookt zijn motor ineens en de radiatorslangen springen zelfs, dus al het koelwater is weg.

Waarschijnlijk een koppakking eruit, dus dat is balen. We laten een vrachtwagen stoppen die retour naar Herat gaat en voor de autoradio uit het busje belooft hij de bus terug te slepen. De weg is overigens wel een ramp voor ons. Dit stuk is aangelegd door de Russen, het zijn gestorte betonplaten, zoiets als de oude Hitler autobahnen. Bij deze temperatuur krimpt dat echter zo hard tijdens de aanleg dat er vreselijke hobbels elke 4 mtr ontstaan zijn bij de naden. Mijn nieren willen uit mijn lijf wandelen, doet erg veel pijn dus ik knoop de zijden woestijnsjaal uit Herat heel strak om mijn middel als een niergordel om het nog wat dragelijk te maken. Dan maar stofhappen , het is niet anders.

Kamelen en nomaden langs de route

 

Een stuk verder natuurlijk gestopt midden in de woestijn bij het bord ´1000 km to Kabul´ en hier komt Peter en Co ook net weer aanrijden, even een fotootje maken natuurlijk. Het landschap is erg ruig, rechts de woestijn en links de heuvels en de bergen. Er groeit niets zo te zien, toch zien we soms een pluk grote nomadententen van geitenhaar tegen de hellingen, met wat geiten en kamelen die de bruine dode begroeiing kaalvreten. De geitenhoeders rijden op ezels of kamelen, soms zie we een paar Afghanen op hun kameel ergens anders heen rijden, misschien naar een water bron. De vrouwen lopen gesluierd achter de beesten aan om de stront op te ruimen, dit is hun enige brandstof om op te koken zo te zien want bomen zien we nergens meer. We hebben zelf extra water meegenomen want onderweg naar Khandahar is er maar één stop en of daar water is, is ook onbekend.

Het wordt dik 35 graden maar de weg is verhard en de motoren lopen wonderbaarlijk goed op de benzine met een octaan gehalte van 82.

Daar zijn ze ook voor gebouwd natuurlijk want in de 2e wereldoorlog zal de benzine niet veel beter geweest zijn. Na 200 km zie ik een tankstation liggen in de verte maar dit blijkt een fata morgana te zijn. Ze bestaan dus echt, ik wist echt zeker dat er een tankstation te zien was, maar niks. Ook veel water gezien onderweg, regelmatig dachten we toch zeker te weten dat de weg onder water stond maar geen druppel natuurlijk als je dichtbij genoeg bent. De hitte en de zinderende golven fijn heet stof over de weg speelden me de hele dag parten. De uren op de motor op zo’n weg zonder verkeer door een niemandsland zorgen wel dat in de bovenkamer er weer van alles loskomt. De beste ideeën krijg je altijd al onder het motorrijden, maar na gisteren weer een paar hoofdstukken in “Zen and the art of Motorcycle Maintenance” gelezen te hebben spoken er weer andere beelden door het brein. Hoe verder ik lees hoe meer ik er achter kom dat we toch een heel andere reis aan het maken zijn.

Die Pirsig is zo gek als een deur bedenk ik me, die heeft echt een probleempje in zijn bovenkamer.

Ik sta toch heel anders in het leven, ik kom niet uit zulke shit, maar probeer gewoon grenzen te verleggen om te zien hoever ik kom . Dat de uitdaging op dit moment reizen is en ook een test van “men and machine” is een keuze om te zien hoe ver ik hiermee kom, maar ook wel om verder afstand van mijn verleden te nemen. Mijn hersens koken bijna onder die helm in de zinderende zon, maar beelden worden er genoeg geprojecteerd uit het verleden dat ik nog meer achter me wil laten. De keurige opvoeding die we kregen was goed bedoeld maar erg jaren dertig, keurig in een pakje naar de H.mis op zondag, drie keer in de week met de klas naar de kerk, biechten bij de pastoor om te vertellen dat je drie snoepjes gepikt had . Op school streng in het gareel, er werd niks getolereerd en er komen geen beelden voorbij van een gelukkig Aadje op de schoolbanken. De scouting was al wel wat beter, eigen initiatief werd meer op prijs gesteld en er dwarrelen beelden voorbij van lange kano en fietstochten tot over de landsgrenzen. Heb ik daar het reisvirus al opgedaan? Ik heb dat wereldje gevoelsmatig al een tijd achter me gelaten en kom er niet uit, het is al een lange weg geweest van toen naar hier op dit vijandelijk stukje aarde. Soms wordt je dan weer ineens wakker want de motor begint in te houden, de benzine is al weer op, weer 100 mijl verder. Dus de reservekraan die boven op de tank zit maar weer omhoog getrokken voor nog een stukje , en na alle jerrycans die aan het zijspan hangen ook opgebruikt te hebben vonden we toch net op tijd een echt tankstation.

Het leek weer op een stukje wereld dat we kenden.

 

Hier vulde de eigenaar mijn 10 liter jerrycans met 12 liter benzine en daar was ik het natuurlijk niet mee eens dus ik betaalde maar voor de 10 liter. Daar was de tulband het weer niet mee eens met als gevolg dat hij zijn hokje inliep en met een Enfield uit 1910 naar buiten kwam en de loop van het imposante geweer onder mijn neus drukte. Na veel misbaar en gedoe zat er niets anders op dan te betalen want hij zag er niet naar uit dat hij zou toegeven. Na een 100 km ging het weer bijna mis toen ‘n kamelendrijver een kameel de weg op schopte. Ik zag hem duidelijk tegen een kamelenpoot trappen, zodat het beest de weg opsprong, met de bedoeling dat ik er tegenaan zou rijden. Later hoorden we dat ze dit vaker proberen, als je er een aanrijdt dan moet je dokken, en dat kan wel oplopen tot 1200 $. Niet betalen kan niet want ze schieten zonder pardon je kop eraf, dus het is nog extra oppassen geblazen.

Het verkeer onderweg

Weer een uur verder zitten er drie tulbanden op een rotsblokje naast de weg te zitten in ´the middle of nowhere´.

Wel raar want we hebben de laatste 100 km geen levend wezen of gebouw gezien , dus we stoppen maar even. Ze komen uit de Helmand woestijn ten zuiden van onze route en blijken een waterjerrycan bij zich te hebben en bedelen om water. Hun bron is droog en ze proberen het nu maar hier langs de enige weg.
Wij hebben op de motoren ook maar net een veilige voorraad voor ons zelf dus ze zullen moeten wachten op een groter voertuig. We rijden het laatste stuk naar Khandahar al in het donker en zijn blij als we stad inrijden en op het grasveldje bij hotel Spoznay ons tentje op kunnen zetten. Snel een omelet gegeten, meer was er niet in het restaurantje te krijgen, en moe naar bed.
Khandahar lijkt op niets op Herat. Herat is een ommuurde vestingstad waar nog wel enige historische waardigheid heerst uit de middeleeuwen. Khandahar lijkt meer op een héél groot dorp midden in een steenwoesternij, Geen muren en nul cultuur. Het is eigenlijk alleen maar een heel grote markt en wat overheidsgebouwtjes voor de gezaghebbers verder niks.

Khandahar, veel geitenkoppen, magen en vliegen

Alleen heel veel geitenkoppen en poten op straat met miljoenen vliegen. Het is het regionale centrum van de Helmand en Kundush, al de plattelands bevolking komt hier wel eens om geiten te verkopen en wat andere zaken te regelen en te kopen. Wel weer heel typisch voor deze omgeving, totaal anders dan overal anders dus nemen we alles weer in ons op. Gelukkig is de tuin van het Hotel waar we kamperen een oase van rust. We staan onder de granaatappelbomen, eten er goed van, en na twee dagen zijn we klaar voor de etappe naar Kabul. We hebben gister nog geprobeerd wat cultuur op te doen hier , maar het is moeizaam.
Na een uurtje wandelen naar een buitenwijk hoorden we zowaar muziek, we vonden uiteindelijk in een steeg een poortje waar het geluid uitkwam. Wij naar binnen, drie gangen door met bewakers en aan het eind een half overdekt binnenplaatsje alwaar de muziek zijn oorsprong vond. Het was niet om aan te horen en nog illegaal ook, volgens het geloof hier is muziek ook al door de duivel uitgevonden, dus streng verboden. Verder geen bioscopen, theaters of anderszins, niks cultuur hier. We zijn klaar voor de volgende etappe, we hebben het wel gezien hier.

Morgen naar Kabul, de hoofdstad van dit merkwaardige land.