EVERY MILE A THRILL * Episode 12

In deze episode van Aad Samwel’s reis over het dak van de wereld in de seventies, wordt het tijd om aan de terugreis te beginnen, deelt hij zelfs bewegende beelden en maakt hij nog meer nieuwe vrienden.

Nu dit ons eindpunt is en we vanaf nu weer richting huis gaan moet ik wel een schakelaar omzetten. De gedachte dat je altijd weer verder kunt zit er nu al zo ingebakken dat het de dagelijkse realiteit is. Het is gewoon een manier van leven geworden, altijd verdere horizonten verkennen is een lifestyle die er insluipt en ook weer gewoon wordt. Dat we nu het besluit hebben genomen om de terugreis te aanvaarden wordt nu toch eigenlijk opgedrongen door de meer aardse zaken die er ook spelen. Een van de problemen is dat de motor in Nepal staat, ik moet er dus een keer naar terug want de motor achterlaten is geen optie. Er staat een zware boete op als ik hem niet ophaal die gesanctioneerd wordt door de bankgarantie op het carnet de passage. Ik wil de Harley ook niet achterlaten natuurlijk. Het is mijn manier van reizen, mijn uitdaging, dus wil ik hem ook weer naar huis rijden. We zien wel in dat, als we anders gereisd hadden en nu hier hadden gestaan, we waarschijnlijk wel verder waren gegaan. Indonesië, de Filippijnen en de America’s liggen nog voor ons om de wereld te ronden en dat is ook wel een uitdaging.

Het besluit is echter genomen, we gaan terug. Deels over paden die we al ontdekt hebben, waar we dus al weten waar we kunnen slapen en eten en het ontdekken uit het dagelijks leven verdwijnt. Het geeft echter ook de mogelijkheid om ons verder te verdiepen in de culturen en religies die we onderweg zijn tegengekomen. Het geeft dat stukje rust om eens verder te graven in de levenswijzen van deze volkeren i.p.v. geregeerd te worden door de dagelijkse waan van opstaan en weer vertrekken naar een volgende onbekende bestemming.

Bewegende beelden

Singapore is de wereld ‘hoofdstad’ van de elektronica, na eens goed rekenen denk ik dat er wel een 8mm filmcamera uit ons reisbudget te financieren valt en we gaan dus alle grote warenhuizen af op zoek naar de camera. Na een paar uur wordt het eerste proeffilmpje geschoten met de Fuji 8 maar een probleem is wel dat ontwikkelen van de filmpjes erg lang duurt. We kunnen er niet op wachten hier, ik kan dus ook niet zien of het lukt en moeten maar afwachten of er überhaupt wat opstaat.

Met de camera in de hand struinen we de Chinese volkswijk af, ik schiet leuke filmpjes van de Chinese straatopera, en een soort wajang poppenspel, die hier op straat voor het publiek gratis vertoond worden. We blijven nog een paar dagen in deze wereldstad, genieten van echte goudse kaas op smerig zoet witbrood, eten heerlijk in de Chinese wijk, gaan naar het strand waar iedereen geheel gekleed te water gaat, bezoeken nog weer wat tempels en besluiten dan om echt terug te gaan om de reis weer op te pakken op de motor.

Niemand spreekt Engels

Maleisië is aan de westkant vrij goed ontwikkeld met alle grote steden en wegen die daar zijn. De oostkant is veel meer een onontwikkeld gebied met kleine nederzettingen en dorpjes en omdat we de westkant op de heenreis al verkend hadden besluiten we om nu de oostkant maar te gaan ontdekken. Met de bus rijden we in een dag naar Malacca en ploegen ons daarna door de jungle, langs veel oerwoud naar de oostkust. Via Kuantan en Kuala Terengami belanden we uiteindelijk in kleine vissersdorpen en kijken onze ogen uit.

Er spreekt niemand Engels meer aan deze kant van het land, de huizen zijn houten gevalletjes op palen, dit is echt weer een andere wereld. Een vriendelijke bevolking, wel wat op afstand want ze hebben geen idee wat ik daar doe met die camera. Hier en daar krijgen we toch wat informatie los van de plaatselijke inwoners. Het zijn moslims hier, maar de uiterlijke verschijningsvorm is wel totaal anders dan in de bekende moslimlanden. Het valt eigenlijk niet op hier, het zit niet erg diep, en aan het grote aantal kleine altaartjes te zien voor en tussen de huizen is het ook een mengvorm met vooroudercultuur en Boeddhisme.

Douane omzeilen

De zee is leeg en warm en we kunnen eindelijk weer eens lekker zwemmen. Er is vis in overvloed, het leven van alledag gaat hier vertraagd voorbij. Iedereen doet zijn ding, de vis wordt gevangen door de mannen en wordt gedroogd door de vrouwen, Er wordt gegeten en geslapen en voor je het weet zijn er een paar eeuwen voorbij. We klimmen langzaam omhoog langs de kust, tot we in een provincieplaats de trein kunnen nemen naar Thailand. De grens is alweer een bekend fenomeen, vlak voor de grens stapt 80% uit de trein beladen met balen op hun rug en tassen aan de arm. De trein puft door, stopt bij de grens voor een strenge controle en als we er een 500 meter voorbij zijn wacht de trein netjes tot iedereen er weer is die de douane omzeilden door via een junglepad om te lopen. Vrije handel wordt vanzelf wel uitgevonden, daar zijn geen verdragen voor nodig.

Vóór Bangkok gaan we naar links, en met behulp van bus en boot komen we op Phuket aan. Phuket is een nu nog ongerept paradijs, kort geleden ontdekt door de hippies. We worstelen ons over het eiland heen, er is geen enkele verharde weg naar onze bestemming en moeten ons vrachtbusje waar we in meerijden soms zelf over de modderweg naar boven duwen. Nai Harn is een idyllische baai, er is een Boeddhistisch kloostertje, een klein vissersdorpje en verder 16 reizigers. Dat is weer voldoende geluk voor mooie avonden met verhalen over ‘Waar we mee bezig zijn’, lekker snorkelen en zwemmen en eten. We weten dat het hierna weer afzien wordt: 18.000 km terug op de motor zonder achtervering in het regenseizoen met niet altijd vriendelijke bevolking.

Vervoer in Bangkok

Na deze laatste relax week tuffen we rustig door tot we via vele overstapjes met busjes, bootjes en trein weer in Bangkok zijn. Hier is nog veel te zien, we varen af naar de floating market, nemen de trein naar de River Kwai om bij Kanchanaburi de brug te zien waar mijn oom nog tewerk gesteld is door de japanners. Het museum is ondergebracht in golfplaten gebouwtjes en andere hokjes en afdakjes. Ondanks de primitieve opzet is het wel indrukwekkend, er liggen ook grote massagraven waar de gevallenen van de 60.000 dwangarbeiders liggen begraven en er is veel bewaard gebleven van de kampen. Ik steek de brug een paar keer over, die indrukken hier en de tragedie wil ik niet meer vergeten en onbewust zoek ik naar wat houvast.

Ik weet twee handgesmede nagels uit de hier en daar vermolmde bielzen te peuren. Het is een zekerheidje dat ik altijd bij het zien van de stukjes ijzer de wreedheden zal herdenken die hier begaan zijn. Onderweg dwalen we weer dagenlang in en om de tempelcomplexen in de stadjes die we bezoeken. We worden uitgenodigd door de monniken om wat mee te eten, discussiëren over geloof, riten en gebruiken en nemen het er nog even van. De mensen zijn vriendelijk, het eten is heerlijk en we doen wat reserves op voor de terug reis want dat zullen we wel nodig hebben.

Gaan de banden het halen?

Een paar dagen later zijn we na een comfortabele vlucht weer terug in Kathmandu. De caretaker van het hippiehotel heeft goed voor de motor gezorgd, Ik had hem in een hoek geparkeerd met onze tent erover heen zodat de motor niet teveel opviel, alleen dus het tentje eraf halen en na drie trappen kon ik het stalen ros weer bestijgen om een proefrondje te gaan rijden. Ik had het rijden wel gemist, direct dus even een lekker stukje toeren. Na controle van de motor een bandenbedrijfje opgezocht om de banden wat meer lucht te geven omdat ik eerder een paar banden had gewisseld om de slijtage wat gelijkmatiger te verdelen. Gelukkig zijn het achterwiel, zijspanwiel en reservewiel uitwisselbaar dus ik heb een compleet reservewiel met nog een extra buitenband achterop het zijspan gemonteerd en hoop maar dat ik het hiermee redt tot Wateringen. Deze maat banden en zeker de speciale Metzeler zijspanbanden zijn onderweg niet te koop en opsturen vanuit NL kost ook een vermogen. Het rijden met zo’n zwaar zijspan lukt alleen als de banden goed op spanning staan. Als ze iets te zacht zijn loop je onherroepelijk de kans dat er band van de velg afloopt omdat het nogal wringt door de ongelijke geometrie van de combinatie.

Er moeten plannen gemaakt worden voor het vervolgen van de reis op de motor. Visums moeten geregeld, inentingen zijn verlopen en moeten opnieuw gezet worden en de route moet uitgezet worden. We horen van reizigers die net uit India komen dat het 43 graden is en er elke dag duizenden doden vallen door de hitte. Beter de monsoonregens later dan die moordende hitte nu. We horen ook dat Frank en Trudy op ons wachten in New Delhi om samen weer terug te rijden. We kunnen ze echter niet direct bereiken, maar het is ons te heet daar en we zijn nog niet klaar hier in Nepal. Uiteindelijk besluiten we om langer te blijven en we sturen ze een bericht poste restante.

Gagni de bedelaar

Kathmandu doorkruisen we verder weer te voet, er is eigenlijk geen verkeer in de oude stad, die is gebouwd voor Sherpa’s en wat ossenwagens met een boertje erachter. Op een van de hoeken treffen we ook weer Gagni aan, een bedelaar met vreselijke zwerende open wonden op zijn benen. We zijn wel verbaasd, want twee maanden eerder hadden we hem toen we hier waren met een paar Zwitsers die ervoor wilden betalen naar het ziekenhuis gebracht om te herstellen. Dat was ook wel gelukt, maar omdat hij nu genezen was waren zijn inkomsten als bedelaar zo ver omlaag gegaan dat hij nu de wonden zelf maar weer had open geschraapt, dat had hij de dertig jaar hiervoor ook gedaan waarschijnlijk, it’s his way of life.

Na de maanden in India en hier heb ik toch wel heel dubbele ideeën over al die bedelaars. In het Hindoeïsme ben je bijna automatisch bedelaar als je in de onderste categorie van de laagste kaste geboren bent. Het systeem houdt dit in stand, de rijkeren geven wat aan de armeren (bedelaars), doen dan ‘goed’ en kunnen dan weer in een hogere kaste geboren worden de volgende keer dat ze weer op de aardkloot terecht komen.

Ik heb zelf verschrikkelijke kiespijn gekregen, naar een tandarts wil ik niet want dat is de barbier buiten op straat. Die trekt alles er maar uit wat een beetje zwart ziet en moeten de meeste van mijn amalgaan kiezen er wel aan geloven denk ik. Ik scoor wat sterke drank en breng de nachten door met een wang vol om de pijn en infectie te bestrijden. Nog meer ongemakken, vreselijke darmkrampen houden me soms uit de slaap, ik ben wat misselijk maar niet echt ziek en het komt en het gaat. Door de goede ervaringen bij de kruidendokter van de Dalai Lama een half jaar terug bezoek ik hier ook maar een lokale arts. Met wat grote balen bergkruiden verlaat ik de praktijk en een paar dagen later ben ik wel wat opgeknapt.

Bhaktapur met processiewagens

De paria’s schieten er echter niet veel mee op, die blijven hangen in hun miezerige bestaan. Dat ze allemaal arm zijn is ook maar beperkt waar, er zijn er genoeg die d.m.v. trucjes hun inkomsten goed weten op te schroeven, als je goed oplet zie je overal wel om je heen hier. Ik ben maar eens een uurtje of twee gaan observeren wat er aan bakshis gegeven werd aan onze bedelaar, nou dat was niet mis want hij moest zijn schaaltje elk kwartier legen.

We gaan nog maar weer eens naar Bhaktapur, de tempels zijn geweldig, filmen de lijkverbrandingen in de heilige rivier en de rituele wassingen 10 meter verderop en vragen ons af hoe lang deze millennia oude gebruiken nog blijven bestaan.

Meer een motorrijder dan een klimmer

Het is tijd om weer verder te trekken. Er is nog één weg die we niet bereden hebben in Nepal en die leidt ons naar Pokhara in het westen. De hele weg rijden we langs de 8.000 meter hoge reuzen van de Himalaya. Het is een zeer dun bevolkt land hier maar als we zo maar ergens stoppen langs de weg staat er toch weer een half dorp om de motor heen. Hier en daar is de weg naar beneden gestort en daar is het wel klunen, de rest van de weg is redelijk goed berijdbaar.

Het is een mooie dagreis naar Pokhara, alwaar we een ruim kampeerveldje vinden aan de voet van de Annapurna 2, een van de 8.000+ meter bergkolossen. De dag erop gaan we al op onderzoek uit of we naar boven kunnen klimmen, we spreken wat mensen die al bijna boven geweest zijn en trekken ons plan. Na een dag klimmen en klauteren weet ik al dat deze missie weer een brug te ver is. Onze uitrusting is niet goed, we hebben niet getraind en mijn verbrijzelde enkel uit mijn diensttijd doen de rest, ik ben toch meer een motorrijder dan een klimmer.

Je moet je aanpassen soms aan de omstandigheden. We gaan nog wel wat verder, overbruggen wat touwbruggetjes over diepe kloven en besluiten om dan terug te keren want het zou nog 5 dagen klimmen zijn om bij het hoogste basiskamp te komen op 6.000 meter. Onderweg kom je van alles tegen, ook slangen bezweerders

Beneden aangekomen gaan we Pokhara maar eens verkennen. Er is eigenlijk niks, maar we raken in gesprek met een groepje ontwikkelingwerkers die in de omliggende dorpen waterprojecten doen. Lekker bijkletsen in het Nederlands, we hebben allemaal onze verhalen en horen van de jongens dat het hier ook niet meevalt. Irrigatie projecten die 3 jaar daarvoor waren aangelegd en 2 jaar mede onderhouden waren door de vrijwilligers zijn nu al weer dichtgeslibd omdat de lokale bewoners er zelf niks aan doen zodra de buitenlanders weg zijn. De rijstoogst kan makkelijk verdubbelen maar het zit niet in de genen hier om vooruit te willen. Ze wachten maar af of ze het in het volgende leven beter zullen hebben, daar hoef je minder moeite voor te doen.

Giftige waterslangen

De dag erop maar eens gaan kijken naar het meer en de stuwdam. Er staat een tempel op een schiereilandje waar veel levende have geofferd wordt, het is een bloederig tafereel en we gaan al snel wat verder zitten aan de kust. Ik raak in gesprek met een Australiër, en na een uurtje lullen besluiten we maar om te gaan zwemmen in het meer. Hij is een goede zwemmer, dat ben ik ook wel en na een half uurtje besluiten we om naar de overkant te zwemmen een km of 4 verderop. Het water is heerlijk fris, we hebben de slag goed te pakken en als we aan de overkant bij Kapaudhi zijn komen we er pas achter dat het Meer van Pokhara misschien wel 8 km is wat we gezwommen hebben.

Even lekker uitrusten en toen maar weer terug. We hielden de tempel als ijkpunt in de gaten om niet te verdwalen op het water en toen we in de buurt kwamen stond er ineens een massa mensen op het kade-tje te zwaaien en te schreeuwen. Nou das fijn dachten we, we zijn zeker de eersten die het hele meer over gezwommen hadden. We werden uit het water getrokken en de tempel in gesleurd. Zegeningen werden uitgesproken, as en andere kleurtjes werden uitgestrooid en de goden werden geloofd dat we heelhuids terug waren. Wat later werd ons uitgelegd dat we echt wel de eersten waren omdat het meer vol zat met dodelijk giftige waterslangen. Er zwemt dus echt nooit iemand in…

Afscheid nemen

We werden gered door een westers echtpaar, dat ons meenam uit de tempel en thuis uitnodigden. Jack is een Zuid-Afrikaanse ingenieur en is hier om de stuwdam te verbeteren omdat die er slecht aan toe is vanwege een aardbeving. Zijn Engelse vrouw Susan en hij zijn leuk gezelschap, we horen ze natuurlijk uit hoe het is om hier te wonen en wij moeten onze reisverhalen maar weer eens opdissen. Wonen hier valt toch niet echt mee, de mensen zijn vriendelijk maar de eeuwenoude gebruiken hier blokkeren de vooruitgang nogal. De bevolking is niet vooruit te branden, als je ze een beetje te goed uitbetaald na 2 dagen werk aan de dam dan zie je ze drie dagen niet terug omdat ze nog wel wat te eten hebben voor die dagen. Jack heeft het er moeilijk mee, we beuren hem een beetje op en drinken de helft van zijn whisky voorraad op in de komende dagen. Na een paar van zulke dagen en lange avonden ken je elkaar al door en door. We weten dat we verder moeten en dat we elkaar waarschijnlijk wel nooit meer zullen ontmoeten want volgend jaar kan hij wel aan een dam in Botswana of Chili werken. That’s life, intussen ben ik wel ziek aan het worden en met diarree op de motor klimmen is geen pretje.

We hangen nog wat rond, slik wat pillen en horen van onze gastheer en vrouw dat ze ook dezelfde problemen hebben. Waarschijnlijk is hun watertank op het dak geïnfecteerd, en daarna dat ongekookte water in de whisky was toch niet zo’n goed idee. Zelf koken we nog steeds al het water, maken er thee van of gooien er chloorpillen in en dat is best goed gegaan tot nu toe. We breken uiteindelijk op, nemen afscheid en beloven elkaar deze avonden nooit te vergeten. We hebben al zoveel ontmoetingen gehad onderweg, vaak met reizigers maar ook met residenten en je weet dat je 90% nooit meer zult zien. Het is wel triest eigenlijk, we weten gelukkig nu dat we op de terugweg nog een aantal ‘oude bekenden’ kunnen opzoeken maar daarna zal het veel brieven schrijven worden om de contacten te onderhouden. Dat troost nog een beetje voor het moment en we maken ons klaar voor de rit naar beneden, Benares wacht…