EVERY MILE A THRILL * Episode 11

In deze episode van Aad Samwel’s reis over het dak van de wereld in de seventies, deelt hij zijn ervaringen over vlooienhotels, gereïncarneerde moordenaars, Indiase fietsers, en andere kenmerken van de lokale bevolking.

Het is tijd om verder te trekken. We plannen een route naar Nepal op onze kaart “”Asia Overland”, die ons via Lucknow, Fiazabad, Gorakpur langs de Ganges naar Nepal en Kathmandu zal voeren. De weg is weer ontzettend druk, stoffig en – als altijd hier – tweebaans. Het links rijden ben ik nu wel gewend maar elke dag zijn er weer situaties die er voor zorgen dat het bijna mis gaat. In elk dorpje of stadje lopen we ook onherroepelijk vast in het lokale verkeer.

óf te duur of een vlooienhotel

Duizenden mensen te voet of op de fiets bevolken de weg en er is soms geen doorkomen aan. De temperaturen van de motorolie en onze hersenen lopen hierbij hoog op, wat de schade wordt zullen we later pas ervaren. In de buurt van Lucknow proberen we een slaapplaats te vinden, we vragen hier en daar naar een goedkope overnachting maar het schiet niet op. Óf te duur of een vlooienhotel. Tegen de schemer besluiten we langs de weg te eten in een van de vele “wegrestaurantjes” langs deze drukke weg. Tafels en stoelen bestaan hier niet. Er staan buiten alleen een soort bedden gemaakt van bamboe en gevlochten touw als matras met wat golfplaten en zeilen boven de “keuken”. Hete curry etend en in kleermakerszit op deze wankele ondergrond gaan we bijna op in de lokale massa. Na wat verder vragen vinden we weer een onderkomen in een “dakbungalow”, een net maar goedkoop  onderdak dat ook door de rijksambtenaren gebruikt wordt op hun dienstreizen. Bij het krieken van de dag is er ontbijt om de hoek met Engelse thee including veel melk, een chiapati met wat dalcurry en dan we kunnen weer verder.

Omvallende fietsers

We komen nu in de Ganges vallei, het wordt nog drukker en gevaarlijker. Als er fietsers voor ons rijden en ze kijken om waar die herrie vandaan komt, die onze grote tweecilinder maakt, dan vallen ze nogal eens om, Indiërs fietsen allemaal, maar ze kunnen het echt niet. Ik moet ze dan weer zien te ontwijken wat weer andere gevaren oplevert.

De grens met Nepal

In een stadje voor Faizabad staan we stil voor een slagboom van het spoor. Dat duurt natuurlijk eeuwen hier en ondertussen staan er dertig fietsers tegen de motor aan te duwen van achteren. Ik laat de motor toch maar lopen en dan voel ik anders rukken aan de motor. Ik kijk achterom maar alle handjes zijn los en ze staan me schaapachtig uit of toe te lachen. Even later draai ik me weer om en een zestal handjes proberen de slaapmatjes die we net gekocht hadden om op die touwbedden te kunnen gaan liggen onder de spanriemen vandaan te stelen. Grommend scheld ik ze verrot en dan gaat de slagboom open. Ik ben nog zo pissig dat ik de Harley in z’n achteruit zet en een halve of hele meter achteruit rijd. Dan vooruit en de overgang over. Er liggen direct 6 fietsen met berijders plat maar omdat ze zo dicht op elkaar stonden gaan er daarna nog een twintigtal tegen de vlakte.

Tempelcomplex voor 4 verschillende geloven

Eigen schuld dikke bult. Maar ik moet direct de hoek om en daar is verdomme óók weer een slagboom die dichtstaat. De hele meute fietsers komt nu achter me aan en wil wraak, ik zoek naar een ontsnapping uit deze gekte en zie de slagboom-ambtenaar boven in een soort glazen huisje zitten. Ik zwaai wild naar hem en naar de meute achter mij en gelukkig is deze niet zo flegmatisch dom en hij doet de slagboom even omhoog om mij door te laten en sluit hem dan weer om de rest tegen te houden. Die Indiërs beginnen steeds meer op mijn zenuwen te werken, vooral hier in het noorden zijn er veel kleine incidentjes en onwil. Ik ben en blijf een paria, want ik ben geen Hindu en dus oud vuil. Zo voelt het en we willen snel door naar Nepal waar het Hinduïsme zo door het Boeddhisme is beïnvloed dat het voor een zachte landing moet gaan zorgen.

Een gereïncarneerde moordenaar

We vinden nu een onderkomen langs de kant van de weg op zo’n touwbed, de hele nacht genoten van de herrie van potten, pannen en vrachtauto’s, ik ben echter zo moe na een dag rijden tussen de miljoenen Indiërs dat ik toch een paar uur slaap pak. En het kost weer bijna niks, dat scheelt ook weer natuurlijk. De dorpen en steden onderweg zijn stoffig, druk en armoedig, we blijven hier dan ook nergens rondhangen en proberen elke dag 500 km te rijden om zo snel mogelijk in Nepal te zijn.

In de buurt van Gorakpur gaat het weer helemaal mis. Een stuk of vier honden worden dol bij het horen van het gebulder van de zware Twin en rennen de weg op. Ze jagen elkaar op om ons aan te vallen en tijdens mijn ontwijkingmanoeuvres krijg ik er toch een recht voor mijn voorwiel en een onder het zijspan. Eén overleeft het zeker niet, de andere is zwaargewond. Ik denk aan stoppen maar zie al een meute opgefokte Indiërs aan komen rennen en besluit maar door te rijden. Achteraf hoorden we dat dit maar goed was ook want je kunt er 7 jaar cel voor krijgen als je niet gelyncht wordt voor die tijd. Volgens de Hindu’s zijn alle hogere dieren reïncarnaties van mensen. Apen, olifanten, koeien, tijgers en zo meer zijn ook prominent aanwezig in de geloofsrites en als heiligen van deze religie.

Honden komen er ook in voor zij het niet positief want honden zijn gereïncarneerde moordenaars. Vandaar dat de honden erg slecht behandeld worden hier, ze zijn zonder uitzondering schurfterig en vel over been. Maar als je er een doodrijdt dan rijdt je wel een soort mens dood dus, dat is even wennen. We gaan er maar vol gas vandoor en hopen dat we niet aangehouden worden. Ik sla wat zijwegen in want ik vertrouw het niet, verdwalen dan onherroepelijk en het duurt een uur of twee voor we de doorgaande weg weer gevonden hebben. Nog een nachtje slapen op een buitenbrits.

Coca cola in de ban

Het eten is zoals elke dag: dahl curry(linzen), een groente curry, dunne yoghurt met veel gesneden groene pepers erin, heel soms een stukje kip met veel vlieguren en ernaast slappe thee met veel ranzige melk en chiapati’s. Kost ongeveer 1 à 2 dollar p.p. dus dat valt mee. Coca Cola e.d. zijn niet te verkrijgen, er is een ban op Amerikaanse producten van dit soort. Het kost teveel deviezen en men denkt het hier wel zelf te kunnen maken. De cola wordt ter plekke gemaakt van een siroopje met water uit een rivier die hier overal wel ergens stroomt. Er wordt wat CO2 ingeblazen uit een gasfles en een dopje erop en klaar is Kees. Niet te drinken en levensgevaarlijk natuurlijk want de rivieren zijn zwaar vervuild.

De grens met Tibet

Volgens het Hindu geloof is rivierwater echter schoon na 10 meter. We zien dan ook regelmatig onderweg lijkverbrandingen aan de rivieroever, schijten in- en riool uitmondend in de rivier, rottend afval in de rivier en 20 meter stroomafwaarts is het dan de badplaats van de bevolking en de watertap voor o.a. de flesjes nepcola. We moeten dus elke ochtend kokend water hebben of maken om zelf thee te maken voor onderweg. Thee blijft de hele dag goed, daar overleeft geen bacterie in zolang er maar geen suiker in zit. Wel een gedoe maar je wilt ook niet 12 maanden aan de poeperij zijn als je onderweg bent.

al maar meer gaten en kuilen

Gelukkig rijden we nu Nepal in, het is ook wel een rommeltje hier maar de mensen zijn vriendelijker, het is minder druk want we rijden de bergen in richting de Himalaya. De weg is na de grensovergang wel heel slecht geworden, Nepal is een van de armste landen ter wereld en dat is wel te zien aan de voorzieningen. Steeds steiler omhoog, al maar meer gaten en kuilen maar we vorderen toch goed. De trouwe WLA doet het na het vervangen van het dynamolager weer perfect en met grote klappen uit de uitlaat komen we eind van de dag aan in Kathmandu. We vinden dicht bij het oude centrum een plek om te kamperen in de tuin van een “tourist lodge”. Het is weer een oud koloniaal gebouw, nu in gebruik als hippiehotel maar gelukkig ommuurd, zodat het binnen wel rustig en veilig is.

Hippiehotel

Altijd weer leuk in zo’n oud hippiehotel, er zijn altijd wel wat andere reizigers die tips en tricks hebben over andere plaatsen in een straal van 2000 km. Aan de echte hippies heb je niks, die reizen op een heel andere manier. De dagen erop natuurlijk in Kathmandu rondstruinen, de oude stad is nog erg authentiek. Alles is bijna in hout gebouwd met veel houtsnijwerk, vooral de tempels zijn prachtig. Na een paar dagen hebben we zin om weer wat rond te gaan rijden en al snel zijn we in Bhaktapur, een oude tempelstad aan een heilige rivier die in de Ganges uitmondt. Er zijn veel rituelen overal in en rond de tempels, Sadhu’s (heilige mannen), veel offers in natura, apen die dit opeten met lijkverbrandingen en rituele wassingen aan de heilige Bagmati rivier. Verderop  boeren die de rijst dorsen tussen de antieke stupa’s, sherpa’s die bloot voets uit de bergen komen lopen en  marktjes met huisvlijt. Het is een gezellige drukte die doet denken aan de middeleeuwse chaotische drukte op Jheronimus Bosch schilderijen. Dat zint mij wel en we komen hier nog een paar keer terug natuurlijk.

Geen foto’s van de grens

We willen ook wel weer eens wat verder en rijden op een mooie dag langs de flanken van de Mt Everest naar de Chinese grens. We hadden al hier en daar gevraagd of we een visum konden krijgen voor Tibet  maar dat is onmogelijk met een motor. We weten dus dat we de grens niet over mogen maar willen het toch maar proberen en als het niet lukt pech voor China. Het is een lange rit, steil omhoog met onderweg alleen wat kleine nederzettinkjes waar we thee kunnen drinken. Het stroompje langs de weg fungeert ook weer als toilet en wasplaats voor de theekopjes, het is niet anders. Bij de grens is er eigenlijk niks. Aan de overkant van een kloof waar een brug overheen ligt is het opeens Tibet, officieel nu China. We vragen het nog in het Nepalese kantoortje maar mogen er niet overheen, ik maak dan maar wat foto’s van de overkant tot een Chinees met een geweer begint te zwaaien dat dit ook niet mag dus is de lol er snel vanaf.

De rit is verder mooi. We zien regelmatig de top van de Everest, zijn er ook heel dichtbij nu, maar moeten dezelfde weg weer terug omdat het de enige weg is in deze helft van Nepal. We genieten van het geweldige uitzicht, de motor geeft geen kuren en zo hebben we weer een mijlpaal bereikt: Tibet gezien…

We vliegen naar Birma

Ondertussen proberen we verder plannen te maken. We moeten gaan beslissen of we nog verder op de motor kunnen en willen. We moeten ook rekening houden met de seizoenen hier. De komende maanden wordt het bloedheet in India, Daarna komt de moesson waar je ook niet in wilt verdrinken dus is het rekenen. We zijn India wel even zat maar we spreken met andere reizigers over de mogelijkheden om Birma te bezoeken over de weg via Bhutan en Assam. Dat is nog maar 1.400 km heenweg en daar hebben we nog wel zin in. We gaan ook vragen bij de ambassade maar overal  krijgen we te horen dat het niet mag op een motor. Met een auto ook niet maar soms wel… Zo werkt dat hier. We kunnen ook niet het risico lopen om na 1.500 km bij de grens te staan om er niet in te mogen dus willen we het zeker weten. Het lukt niet maar we besluiten als alternatief maar om er heen te vliegen. Dat lukt snel en een paar dagen later zijn we plotseling in Rangoon, de hoofdstad van dit arme door een generaalsregime bestuurd land. Er zijn iets van 3 hotels in de stad, niet geschikt voor ons, we vinden wel een plek in een youth hostel. Voordeel is dat er meer reizigers zijn zoals wij nu ook zijn nl. zonder eigen vervoer en ook aangewezen op openbaar vervoer en goedkope slaapplekken.

Vliegtuig wrak

We krijgen dus wat tips over de rest van de reis richting Singapore. Nadeel is dat het sterft van de bedbugs, we lopen dus al krabbend wat bezienswaardigheden af. Niet dat er veel te zien is. Elk geloof wordt hier onderdrukt zo te zien en de communistische bouwstijl is ook niet mijn ding. We willen wel graag naar Mandalay, een oude tempelstad in het noorden, maar vernemen al snel dat die hele rij met lijkkisten op het vliegveld die we eergisteren gezien hebben uit het vliegtuig wrak komen van de Fokker die naar Mandalay pleegt te vliegen. Oeps, daar hadden we dus ook in kunnen zitten als we een paar dagen eerder vertrokken waren. Er is ook maar één vliegtuig en omdat dit nu een wrak is wordt er niet meer gevlogen op Mandalay.

De grootste Boeddha ter wereld

We proberen het dan maar met de trein, want die rijdt wel. Een kaartje kopen lukt echter niet. Het duurt uren voor we er achter komen dat de autoriteiten dit ongewenst vinden omdat de reis lang duurt en “de buitenlanders” dan teveel contact kunnen leggen met de inheemse bevolking. Ja, het leven in een dictatuur maken we nu ook eens mee. Gelukkig kunnen we wel naar de Shwetthalyaung Boeddha, de grootste liggende Boeddha  ter wereld van 70 meter lang en 18 meter hoog en een paar honderd jaar oud. Deze Boeddha is per ongeluk gevonden toen er in 1890 een heuvel in een verder vrij vlak landschap werd afgegraven om hiervan een talud aan te leggen voor de spoorlijn. Nu het beeld weer mooi gemaakt is met nieuw bladgoud en met een dak erboven is het natuurlijk een trekpleister voor de Boeddha lover. Er is echter verder bijna geen hond, want om hier te komen is niet simpel dat weten we nu zelf ook wel. Al snel weer terug naar Rangoon om nog wat te bezoeken, er is echter niet veel te beleven hier en we zijn blij als we na een week op het vliegtuig zitten naar Bangkok.

Bangkok is andere koek

Bangkok’s monniken

Bangkok is andere koek. Een open cultuur met veel vrijere omgangsvormen. Het bruist hier ook al is er nog niet veel ontwikkeld in de stad. De hoogste gebouwen in de stad zijn nog steeds de Wat Pra Keo, het Koninklijk paleis en wat andere Wat’s (tempels). Het vervoer gaat voornamelijk over de rivier met zijn vele zijarmen met ranke boten voorzien van rokende en puffende automotoren waaraan direct een schroef is bevestigd. Op straat veel fietstaxi’s en andere riksja vormen. We vinden een goedkoop chinees hotelletje dicht bij het treinstation met wanden van bordkarton en zo smerig als wat. De meisjes uit het barretje kloppen ‘s nachts zachtjes aan je deur of je toch nog niet ergens behoefte aan hebt, ook al weten ze dat je met je vrouw in bed ligt. We verkennen een paar dagen de stad, eten heerlijk in Chinatown, bezoeken de tempels en het paleis en vluchten dan weer uit de drukte met een lange-afstandsbus naar Chiang Mai.

Mooie klederdracht

Zo hoog in het noorden zitten we weer bijna in Birma en wat daar niet lukte is hier goed te doen. We bezoeken wat bergdorpjes in de buurt van Chiang Rai om de inheemse Karen en Shan bergvolkcultuur eens mee te maken. Mooie klederdrachten en huisvlijt is hier overal te vinden, het is een ijverig volkje al zijn ze wel erg schuw. Er schijnen nogal wat grensconflicten te zijn met Birma en de bevolking weet ook niet bij welk land ze eigenlijk horen krijg ik het idee. De dorpjes zijn niet meer dan wat paaltjes en bladerdakjes en die verplaatsen ze nog al eens al het hen uitkomt. Het gaat er verder relaxed aan toe, Chiang Mai kent al wat toerisme en de bevolking is open en positief tegenover bezoekers zoals wij.

Na een paar dagen keren we weer terug naar Bangkok, we willen nog verder maar weten niet waar we echt willen stoppen en gaan dus maar door. Het visum voor Maleisië en de trein naar Penang zijn snel geregeld en na een dag treinen komen we weer in een moslim land aan. Er zijn ook vrij grote Chinese wijken in de steden hier, en daar vinden we weer een onderkomen voor de nacht.

Eten bij de chinees

Penang is wel weer een leuke stad, niet te groot en met een oude VOC-geschiedenis is er altijd wel wat te zien en te beleven. We vinden weer oude gouvernement-gebouwen en VOC-grafstenen, daarna eten bij de chinees, we voelen ons bijna thuis.

Daarna via Kuala Lumpur en Malacca met de trein naar Singapore. Hoog door de theeplantages en langs vele oude stationnetjes uit de Engelse tijd arriveren we in de moderne stad. Voor het eerst in ons leven betreden we shopping malls, zien we wolkenkrabbers en is alles airconditioned. Ja dat is de moderniteit in een deel van de stad hier, wij verblijven echter weer in een 19e eeuws chinees hotelletje met bordkartonnen wandjes waar je vanaf zes uur gewekt wordt door alle Chinese buren die uitgebreid al hun overbodig lichaamsvocht eruit rochelen en spuwen. Het eten in Chinatown is natuurlijk wel weer prima, de moderne stad met zijn attracties is leuk voor een paar dagen maar ondertussen proberen we verder onze reis te plannen.

Hippies willen ze niet

We willen zien of we naar Indonesië kunnen voor niet te veel geld. We bezoeken het airco reisagentschap van de KLM  en we lopen de haven af om te zien wat er met een boot mogelijk is. Sumatra ligt op een steenworp afstand dus kan het niet te moeilijk zijn. Dat is het ook niet maar we moeten wel een visum hebben. Dus moeten we langs de Indonesische ambassade alwaar een rij stond van 3 uur. Wachten dus, een visum kon verleend worden maar omdat we met de boot wilden kon dit maar voor twee weken wegens de presidentsverkiezingen. Of zoiets. Men kon niet duidelijk uitleggen waarom we geen langer visum konden krijgen. Waarschijnlijk was mijn haar te lang en hippies willen ze niet. Voor die twee weken wilden we toch de kosten niet maken, Indonesië is groot en dat wilden we dan ook wel echt bezoeken. Dat moet dan maar een volgende reis bedachten we en omdat we nu weer wat ruimer in de tijd zaten besloten we om rustig aan weer naar het noorden en richting de motor te trekken.’