Every mile a thrill – deel 3

Dit is deel 3 van de reis die Aad Samwel maakte over het dak van de wereld in de jaren zeventig. Vandaag komen – in de buurt van de Ark van Noach – de kamelen in zicht.

 

Op zondag 4 september rijden we de brug over de Bosporus over, Azië in. De weg is goed te berijden hoewel hij na een uurtje wel tweebaans wordt. Na de week Istanbul proberen we nu weer wat kilometers te maken. De motoren zijn nagekeken en de kleppen en ontsteking weer goed op tijd gezet. Het onderhoud bij de oude zijkleppers luistert erg nauw: elke 2000km olie verversen, elke 5000 km kleppen en ontsteking afstellen. Verder nog 15 doorsmeerpunten die elke 1000 km gedaan moeten worden. Dan nog kabels die gesteld moeten worden, remmen stellen en zo maar door. Vandaag is alles echter tiptop dus rijden we zonder problemen door Usküder, Adaparazi, Düzce en Bolu richting Ankara. De rit is niet spectaculair vandaag, we drinken thee bij de tankstops, veel meer is er niet, en zijn ruim voor de avond bij Ankara.
We besluiten om Ankara alvast door te rijden zodat we morgen niet in de ochtenddrukte staan in de stad. We snappen niet veel van de borden, als die er al zijn, maar de ondergaande zon leid ons dwars door de stad naar de goede richting: het oosten.

Na Ankara eten we wat en zoeken weer een slaapplaats, we hebben er 550 km opzitten, een goede score! Vandaag vinden we een plekje bij wat wegwerk tentjes, kijken of het weer lukt….. We worden met rust gelaten en gaan op tijd naar bed. De volgende ochtend vroeg wakker door al het verkeer, dus snel op en weer op weg. Het landschap begint nu echt te veranderen, veel droger en de hoogvlakte van Anatolë doet echt Aziatisch aan. Stadjes als Corum, Merzifon, Havza en Kava doen aan als Westernstadjes op zijn Turks. Brede hoofdweg door het stadje, honderden kleine winkeltjes en werkplaatsjes, ossenwagens en héél veel mensen op straat die er iets moeten doen schijnbaar.

Even een snelle hap onderweg, je bent nooit alleen…..

Er wordt gewerkt aan de weg maar wel op een vreemde manier, over een lengte van 10 km is de weg volgespoten met dunne teer over beide rijstroken om er nieuw asfalt op te leggen. We willen door, dus rijden we er maar overheen. Het is warm dus ik rijd met korte broek, het gevolg is dat mijn benen ook geasfalteerd worden, evenals grote delen van de motor. Wel, we zien wel hoe we dit later weer oplossen….Bij Samson zien we de Zwarte Zee voor het eerst, we stoppen even en het water ziet er echt zwart uit, hoewel het toch niet echt vuil is misschien. We besluiten nog wat door te rijden en vinden een uurtje later weer een veldje met wat gras wat er wel goed uitziet. We pakken de tentjes uit en willen die gaan opzetten.

Een paar Turken met vervaarlijk grote tulbanden komen echter de pret verstoren,

ze blijven nee schudden en wat roepen. Uiteindelijk besluiten we maar op te zouten, we krijgen nog een watermeloen mee als afscheid(?!) en rijden maar door. Pas veel later zouden we leren dat bij veel lokale volken hier nee schudden ja betekend, leuk weetje voor de terugreis in elk geval.
Weer wat verder vinden we weer een leuk veldje, hier moet het wel lukken, geen mens te zien in elk geval. We besluiten om eerst wat te gaan eten in een naburig dorpje. Iets met kebab natuurlijk en gevulde paprika’s, goed vet, dus het vult wel. Geen bier meer te krijgen hier, dus thee 10 keer per dag, je went eraan. Na de maaltijd terug naar ons stekje, het is al bijna donker.
We zetten de tentjes op, maar halverwege worden we door drie mannen gestoord, ze zijn het totaal niet eens met onze plannen om hier te kamperen. Ze staan te praten en te zwaaien, het taalprobleem is voor het eerst deze reis een obstakel, we snappen er niet veel van. Een gaat even weg en komt terug met een groot geweer, de meiden slaken gilletjes en wij worden wat witjes om de neus maar houden ons goed. Uiteindelijk begrijpen we iets van dat het hier véél te gevaarlijk is om te kamperen wegens roversbenden en we moeten mee met ze. Eerst krijg ik het geweer in mijn handen gedrukt als teken van vertrouwen en Frank gaat met een van hen kijken waar we kunnen slapen. Na een kwartiertje zijn ze weer terug, alles kits, dus we gooien de tenten op het zijspan en rijden naar het huisje van een van de Turken.

We worden binnen genood, en moeten gaan zitten op de grond tussen een berg kussens. De 7 kinderen tussen de 1 en 10 jaar oud komen even verlegen gedag zeggen, ze slapen in twee kleine kamertjes op een soort matten en kleden. Vannacht moeten ze in één kamertje want al snel wordt ons duidelijk dat het andere kamertje voor ons klaar gemaakt wordt. Vlooien, poep en piesvlekken worden eenvoudig verwijderd door wat kleedjes om te draaien. We protesteren wat maar dat helpt niets.

Ondertussen haalt het gesluierde moedertje een colt uit een laatje

en laat ons trots zien hoe goed het pistool geladen is. De reden wordt ons al snel duidelijk, ze moet naar buiten om een kip te slachten voor ons, en buiten is het gevaarlijk met de bandieten. We liggen al snel met een sigaar tussen de kiezen op de kussens en proberen de conversatie met de gastheer op gang te houden. Na een tijdje krijgen we toch wat vat op het gesprek, hij klaagt dat het zo moeilijk is om wat geld te verdienen om zijn 7 kinderen op te voeden, hij is schilder of zo iets. Hij wil ook wel alles over Nederland weten, al heeft hij geen idee waar het ligt. We liggen hier met onze beteerde benen en schoenen en besluiten om ons eerst wat te gaan schoonmaken met benzine uit de motor. Het gesluierde vrouwtje bewaakt ons, ondertussen roerend in diverse ketels die in een buitenkeukentje staan. We krijgen de ergste teer er wel af maar stinken nu vreselijk naar benzine, nou ja het moet maar zo.
We gaan weer zitten en al snel wordt er een héél grote koperen schaal tussen ons ingezet met de kip en veel andere gerechten uit de plaatselijke keuken. We hebben natuurlijk helemaal geen honger, want al gegeten, maar weigeren is onmogelijk dus doen we maar mee. Na een kwartiertje valt me op dat er nog meer gasten mee eten,

een paar grote kevers doen zich ook te goed aan de copieuze maaltijd.

Als de gastheer ze ziet gooit hij ze nonchalant over zijn rug het kamertje in. Ik blijf het tafereel wat beter observeren en zie dat de kevers langs de muur omhoog kruipen, dan een stukje ondersteboven over plafond kruipen en zich dan laten vallen precies midden in de schaal. Al vretend kruipen ze dan naar de rand van de 1 meter grote schaal, alwaar ze er door de baas uitgegooid worden. Waarna het ritueel weer opnieuw begint. Ik vraag me af hoeveel generaties kevers aan deze perfectie gewerkt hebben, hoeveel eeuwen terug is dit ontstaan?? Hassan maakt ze ook niet dood, dus zijn ze waarschijnlijk nuttig om andere beestjes of zo op te ruimen en als dank mogen ze mee eten.
We zijn hondsmoe eigenlijk en na nog een hier erg illegaal cognacje willen we wel naar bed. We bekijken de situatie nog eens en zien dat er voor 3 kinderen echt geen slaapplaats is hier binnen, dus besluiten we alsnog om de tent op te zetten. Wel binnen het hek dan maar in de kippentuin,

ze vinden het veilig genoeg dus gaan we snel onder zeil.

s´Morgens worden we gewekt door de rondscharrelende kippen en kinderen. Een grote maaltijd staat alweer op tafel, allerlei gebakken groenten en soep, ook weer veel thee. Het kan niet op maar honger heb ik niet dus pak ik alvast in zodat we weer op weg kunnen. De route vandaag langs de Zwarte Zee is verder vrij rustig. Niet teveel verkeer en kan dus weer eens lekker mijmeren over het waarom we hier eigenlijk zijn. De vraag is eigenlijk ook het antwoord; met kleine stapjes wordt je ergens heen gedreven en echt te beredeneren valt het niet. We hadden nu ergens in de Soedan moeten rondrijdens volgens de oorspronkelijke plannen en plotseling ligt Rusland aan de overkant van het water. Natuurlijk heb ik me wel ingelezen over de route en de beste plaatsen om te bezoeken. Eigenlijk is Azie qua cultuur veel diverser en interesanter, we hebben er dan echt zin om elke dag verder van huis in de nieuwe culturen te duiken.

Gebakje zoeken

In Unye proberen we koffie met gebak te scoren want er is wat te vieren.

Dat valt nog niet mee maar een aardig joch die wat Engels spreekt sjouwt ons door het hele stadje, koffie is overal maar gebak niet te vinden . Na een half uur hebben we wel de halve bevolking achter ons aan , blonde toeristen hebben ze nog hier nooit gezien denk ik. Ze blijven wel vriendelijk, we drinken wat en trappen de twee motoren weer aan. Bulderend komen ze weer tot leven, de helft van de toeschouwers schrikt zich rot want ze kennen hier alleen lichte tweetakten.
De wegen liggen nu vol met hazelnoten om te drogen, het asfalt is hier schijnbaar zeer geschikt voor. De weg wordt wel erg smal hierdoor, een paar keer moeten we door de hazelnoten rijden om ons leven te redden als er weer eens een tegenligger niet doorheeft dat er een zijspan aan de motor hangt. Dit rijden op hazelnoten is natuurlijk ook weer een nieuwe belevenis, het voelt alsof je op gladde banden over een ijsbaan rijdt, grip nul, de motor gaat alle kanten op maar het gaat net allemaal goed. We vinden een soort camping en slapen snel in na de gebruikelijke voorbereidingen.

Volgende ochtend weer snel op pad, de weg wordt plotseling smal en slecht als we wat bergen over moeten.

Ze rijden hier ook als gekken, links, rechts inhalen waar het niet kan en we belanden weer vaak met het zijspan in de berm of bijna over de rand van een ravijn. Trudy is ziek en misselijk dus stoppen we maar waar het kan. 100 km voor Trabson begint de motor opeens ernstig te roken. Paniek! Na controle blijkt er olie op de uitlaat te lekken, wat de rook veroorzaakt. De olie komt uit een olieleiding die bijna afgescheurd is. Een afgebroken zijspan aansluiting is de oorzaak. Die heeft het 10 jaar goed gedaan in Europa maar hier is de weg zo slecht dat de 3 cm dikke kogel finaal afgebroken is. Ik besluit om het zijspan met de bagage riemen aan de motor vast te sjorren. De bagage voorop het zijspan en Kit achterop de motor om het zijspan zoveel mogelijk te ontlasten. Het is niet ideaal, de motor is wat onstabiel maar met een kalm gangetje bereiken we na 2 uur een campsite vlak voor Trabson. Hier stoppen we maar om de volgende dag te zien of we het onderdeel kunnen laten lassen.
We blijven hier een paar dagen hangen omdat we allemaal nogal ziek zijn en we na 4 dagen rijden wel wat rust kunnen gebruiken.

De “military” road langs de grens met de zuid Russische republieken
De kogel is weer aan de onderste zijspanaansluiting gelast in het dorp, nu maar hopen dat het heel blijft het komende jaar! Vanuit Trabson moeten we de “military road” volgen. Volgens zeggen is hij slecht maar de doorgaande weg van Ankara via Erzerum naar Iran is ook beroerd dus hebben we besloten om deze noordelijke route nemen. Het is inderdaad slecht, gaten en kuilen, zo gauw er maar een stijgingspercentage in zit van 5% of meer doen de asfalteermachines het hier niet denk ik zo.

Alle stijgende en dalende stukken zijn dus onverhard.

Bij de eerste dorpjes worden we verwelkomd door stenengooiende jochies, ze willen sigaretten anders is je voorruit eraan. Gelukkig hebben we geen ruit om stuk te gooien maar het blijft wel kamikaze rijden zo. De oplossing vinden na het 3de dorp, we rapen zelf stenen op en leggen die in het zijspanzeiltje bij Kit op schoot. Voordat zij kunnen gooien beginnen wíj alvast, dat verwachten ze niet dus duiken ze in hun schuilplaatsen.
De weinige toeristen die hier met hun kampeerbus of landrover langs durven hebben allemaal tralies voor de voorruit, leuk vakantie vieren vanuit je gevangenis… De dorpjes verdwijnen langzaam uit zicht en we rijden door kale rotspartijen en hoogvlaktes. Veel klimmen en dalen maar het is nog goed te doen. Na Erzerum komen we weer op de grand truck road , veel vrachtverkeer naar Iran hier, de Sjah heeft nog oliedollars genoeg zo te zien om deze vloot bezig te houden.

Na de stad eten we wat in een vijandig restaurant,

de eigenaar heeft het niet op hippies voorzien misschien, ons uiterlijk doet het niet altijd goed hier!!
We vertrekken dus snel en rijden nog een stuk tot we een pomp tegenkomen met een grasveldje. Tanken dus en vragen of we mogen kamperen. Dat kan maar al snel komt de baas die het te nat vindt en we mogen in het ongebruikte restaurantje slapen. Fijn en droog, het regent soms hier, meestal ’s nachts, dus dat is een meevaller.

We maken wat thee, kaarten wat na en gaan dan pitten in de slaapzakken, op de grond van het restaurantje. Van slapen komt echter niets, de ratten of muizen lopen rondjes langs de buitenmuur en ook dwars over onze gezichten heen dus verhuizen we later wat meer naar het midden van het zaaltje. Er is geen licht en in het donker zijn de zintuigen extra gespitst op het geluid van de trippelende pootjes , komen ze weer richting mijn gezicht of niet…..
Geradbraakt wachten we tot de zon opkomt en we wat kunnen zien. Het zaaltje leek nogal smerig, vooral het plafond was ook zeer donker, bijna zwart. Toen de zon opkwam en door de ramen scheen wisten we de oorzaak wel direct want het plafond kwam tot leven, het bleek te bestaan uit een miljoen vliegen. Die kwamen langzaam steeds lager vliegen, we pakten ons boeltje dus snel op en renden naar buiten. Dat wordt voortaan dus weer in de tent slapen! De eigenaar komt nog even langs om ons uit te laten en de boel af te sluiten, zijn pomp is dicht vandaag wegens Suikerfeest. We bedanken hem toch voor de gastvrijheid en gaan weer snel op weg.

Dorpje langs de weg

Stofhappen

 

 

De route door Turkije In de rode circel ligt Mt Ararat

 

 

 

Bij Hararan nemen we de noordelijke route vlak langs de grens van Georgia en Armenie.

Frank rijdt meestal ergens achter me, maar hij mist de afslag en ik zie ook niks want het is ontzettend stoffig. Iets van 10 km verderop krijg ik pas door dat hij niet achter me aanzit dus wachten, en dan terugrijden tot we elkaar gevonden hebben. De weg is erg slecht maar de doorgaande route schijnt ook beroerd te zijn en deze is in elk geval veel rustiger. We worden weer belaagd door stenengooiers, maar weten daar nu wel raad mee.
De dorpjes liggen schilderachtig tegen de hellingen aangeplakt, ze zijn gemaakt van stro en leem dus bijna niet te onderscheiden, alles heeft dezelfde kleur hier, zelfs ook de mensen, door al het stof!! We krijgen de berg Ararat van meer dan 5000 mtr. hoog in zicht. Eeuwige sneeuw op de top en daar moet ergens de ark van Nowé liggen volges het oude testament. De laatste 5 jaar zijn er weer drie expedities onderweg gewest om hem te zoeken, maar het is wachten denk ik tot de permafrost nog wat verder gesmolten is. Het landschap is erg ruig en mooi en we genieten van het rijden op zich.
De weg is erg slecht we hopen dat er hier niets afbreekt want we zitten in

“the middle of nowhere”

Soms is er een militaire post, we zitten op een paar km van de grens, verder wat armetierige dorpjes met geitenhoeders. Wat later begint de motor toch wat raar te schudden en te trillen en na inspectie blijkt het frameoog onder bij het originele H-D bagage rek en de originele H-D reservewielsteun afgebroken.
We moeten wat verzinnen ter plekke want hulp is er niet. We leggen het reservewiel met extra band bij Kit op schoot en sjorren het rek vast met wat bindmateriaal. Ziet er wel raar uit nu, maar de stenen kunnen Kit niet meer raken in elk geval.
Bij Dogubayazit komen we uiteindelijk weer op de doorgaande weg vlak voor de Iranese grens en even denken we dat het nu wel makkelijker wordt.

Er staat echter een rij van 5 km trucks voor de grens,

dat lijkt op een wachttijd van een dag of twee…. Na wat gevraag en soebatten zien we dat er toch soms een personenauto langs de vrachtwagens op de linkerbaan doorrijdt. We besluiten om er maar achteraan te gaan, want twee dagen wachten kunnen we hier ook niet in de buitenlucht zonder proviand. gelukkig kunnen we er langs, een paar keer de berm in voor een tegenligger, maar met weer een paar mooie stempels rijker in ons paspoort rijden we Turkije uit. Hierna belanden we in een stuk niemandsland, vol met achtergelaten auto’s van reizigers die niet de juiste papieren hadden om Iran binnen te kunnen. We hopen dat onze carnets de passage voor de motoren in orde zijn, het heeft veel moeite en geld genoeg gekost om ze te verkrijgen en het zou wel heel zuur zijn als we toch net niet het juiste stempeltje of formuliertje voor alles hebben.
We moeten 2 uur wachten tot de Iranezen uitgegeten zijn, daarna redelijk vlot door de politiecontrole, maar dan moeten de motoren en bagage nog tijdelijk ingeklaard worden. Dit kost weer uren, het is al donker geworden ondertussen dus we willen graag weg. Uiteindelijk alles OK gegeven door het leger ambtenaren en we rijden snel verder om de bewoonde wereld te bereiken voordat het hélemaal donker is.

Op naar Iran!