Bijdrage FEHAC: Toonbeelden van motorfietsen


Cultureel erfgoed is het verhaal van de geschiedenis van Nederland: het maakt het verleden zichtbaar en versterkt zo ons cultureel en historisch besef. Het biedt ankerpunten om het heden te begrijpen en om over de toekomst na te denken.

Deze mooie intro staat in de ‘Erfgoedbalans 2017’ van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed. Normaal gesproken denkt iedereen bij de term ‘erfgoed’ aan oude gebouwen en kunst en niet direct aan oude motorfietsen. Maar sinds het van kracht worden van de nieuwe Erfgoedwet in juli 2016 valt ook het ‘mobiel erfgoed’ onder die wet. Mobiel erfgoed zijn oude voertuigen op de weg, water, rail en in de lucht. In Nederland beschouwen we wegvoertuigen van 30 jaar en ouder als historische voertuigen en daarmee ook als onderdeel van ons cultureel erfgoed. Om publiek en overheden inzicht te geven wat met dat ‘mobiel erfgoed’ precies bedoeld wordt, is het toonbeelden project gestart. Toonbeelden zijn beschrijvingen van mobiel erfgoed die exemplarisch zijn voor dit type erfgoed. Samen geven deze toonbeelden een representatief beeld van de Nederlandse mobiliteitsgeschiedenis.

Selectie van zes motorfiets toonbeelden

De uitdaging was het selecteren van ruim 100 voorbeelden van mobiel erfgoed in de vier sectoren: weg, water, rail en lucht. Daartussen was er plaats voor zes motorfietsen. Het project Toonbeelden van mobiel erfgoed is uitgevoerd in opdracht van en gefinancierd door het ministerie van OCW en is te zien op de website: toonbeelden.com De Commissie Tweewielers van de FEHAC heeft met de hulp van veel clubleden voor het aandeel motorfietsen gezorgd. Motorfietsen hebben steeds een rol in de ontwikkeling van de mobiliteit in Nederland gespeeld vanaf het allereerste begin rond 1905 tot 1985, het eind van de periode van het toonbeeldenproject. Deze rol was in de beginjaren een hoofdrol, want er waren vlak vóór de Eerste Wereldoorlog ongeveer twee keer meer motorfietsen dan automobielen.



1895 – 1920 Eerste vorm van mobiliteit, meer motorfietsen dan auto’s

Peugeot 1905 2¼ PK – 1905


In deze periode zijn anderhalf tot tweemaal zo veel motorfietsen als automobielen gebruikt. Naast de veel lagere aanschafprijs was de zeer slechte verkrijgbaarheid van benzine in die jaren de reden. Motorfietsen reden toen ook al veel verder op één liter benzine dan automobielen. Deze Peugeot 2¼PK was in trek bij (plattelands)artsen die altijd al erg op hun vervoermiddel waren aangewezen. De arts had een betrouwbaar en efficiënt vervoermiddel, waar niet allen hij maar ook zijn patiënten profiteerden.

1910 – 1930 Mobiliteit voor het gezin, de zijspan

Indian Powerplus met zijspan – 1920 


Als goedkoper gemotoriseerd voertuig was de motor begin vorige eeuw snel ingeburgerd bij de gegoede burgerij. Om aan de behoefte te voldoen voor het vervoer van meer personen dan bestuurder en duopassagier werd de zijspan ontwikkeld. Dit betekende het voorzien in de mobiliteitsbehoefte voor het gezin. Het alternatief was de veel duurdere auto. Dat begon al in de twintiger jaren en eindigde pas in de jaren ‘60 van de vorige eeuw.

1920 – 1940 De Crisisjaren

Eysink Jubileum 125cc – 1939


Na de beurscrash in 1929 verdiende de Nederlander opeens veel minder of werd zelfs werkeloos. Daardoor kwam er een veel soberder patroon van mobiliteit. Ook de wetgeving speelde met financiële voordelen in op het gebruik van lichte motorfietsen. De hier getoonde Eysink Jubileum 125cc van 1939 is een mooi voorbeeld van een nieuwe, lichte motorfietscategorie die in deze periode is ontstaan.

1940 – 1945 Militaire mobiliteit met oude legermotoren

Harley Davidson WLC ‘Liberator ’


Onze bevrijders maakten op grote schaal gebruik van motorfietsen. Eén van de meest tot de verbeelding sprekende motoren uit de Tweede Wereldoorlog is de Harley-Davidson WLC, door de Nederlands bevolking ‘Liberator’ gedoopt. Nadat de Amerikaanse en Canadese troepen zich uit Europa terugtrokken, werden ook in Nederland vele Liberators in groten getale achtergelaten. Deze kregen vaak andere bestemmingen. Zo heeft de ANWB deze motoren direct na de oorlog voor de Wegenwacht gebruikt. Door de aantallen en het speciale karakter zit deze motorfiets in het collectieve geheugen van de Nederlanders verankerd.

1945 – 1965 Mobiliteitsexplosie na WO-2

Ariel NG350 – 1947

In de vijftiger jaren vond voor alle wegvoertuigen een mobiliteitsexplosie plaats, ook voor motorfietsen. Voor het afleggen van grotere afstanden werd op grote schaal gebruik gemaakt van goedkope, zuinige motorfietsen. Maar, waar moesten deze motorfietsen net na de oorlog vandaan komen? De Engelse motorindustrie schakelde bijna meteen over op ‘vredesproductie’ door vrijwel ongewijzigd verder te produceren en de ex-legermotoren zwart i.p.v. kaki te spuiten.
Er werden ook andere creatieve oplossingen bedacht, zoals de scooter en de dwergauto, die ook met motorrijbewijs waren te gebruiken en het zijspangebruik beleefde een revival. Het ARIEL NG350 model karakteriseert deze opstartende Engelse civiele motorproductie van net na de oorlog en vormt mede het begin van de motorisering na WO-2.

1965 – 1985 De motorfiets als vrijetijdsbesteding

Honda CB750 – 1970

Eind zestiger jaren werd de rol van de motorfiets in economisch opzicht veel kleiner, want de Nederlanders konden toen een kleine auto kopen. Echter, in de jaren zeventig begon voor de motorfiets een revival als middel voor vrijetijdsbesteding. Dat duurt voort tot aan de dag van vandaag. De opmars van de Japanse merken begon al vroeg in de jaren ‘60 met onder andere de Honda Dream. Maar veruit de bekendste en meest trendsettende motor uit eind ‘60-er en begin ‘70-er jaren is de 4-cilinder Honda CB750. De Honda CB750 is eind vorige eeuw tot Motor van de Eeuw verkozen.