EVERY MILE A THRILL ≈ DEEL 1

OP EEN 1942 WLA NAAR NEPAL…… EN TERUG IN 1978-79

AAD EN KITTY SAMWEL

Ik draai het gas wat terug, het hotsen en botsen vermindert hierdoor wat, zodat ik hoop dat ik kan door blijven rijden. De weg is zoals bijna overal erg slecht, het ongeveerde frame van zijklepper uit 1942 helpt hier ook niet echt om het comfortabel te maken. De beestjes in mijn darmen doen goed hun best om me misselijk en ziek te maken en te houden.

Ik ben al 14 kilo afgevallen door de beestjes en alles begint pijn te doen, de botten zonder zitvlees zijn beurs. Ik probeer nog wat km’s te maken, Peshawar met alle drukte is gelukkig al weer een eind achter me. De Khyberpas richting de Afghaanse grens is al in het zicht en ik moet en wil erover vandaag. Bij de gedachte hieraan krimpt mijn maag nog wat verder want ik weet wat er komen gaat: een erg vijandig gebied met rovers op de weg en volledig gesloten dorpjes op een steile weg naar boven richting de bergpas. Nog wat verder zet ik de lib. toch maar aan de kant. Het wil echt niet meer, kotsend zit ik in de greppel. Ik voel me zwak en leeg, de darminfectie ,opgelopen bij een engels-zuid afrikaans echtpaar aan het meer van Phokhara in Nepal, en de aanval van wat nierstenen hebben me totaal uitgeput. Ik zak wat weg, een degastrium nabij, kan niet meer op m’n benen staan. Flitsen schieten door mijn hoofd, gedachten die ik niet wil hebben. Waarom zit ik hier, wat heeft er voor gezorgd dat ik in deze shitzooi zit en dood zit te gaan op een stuk dood ijzer dat me door een vijandelijk stuk van de aardkloot sleurt. De zon brandt ongenadig op mijn kop. De helm ligt allang naast me, ik laat me maar gaan, ga liggen en zie wel of ik nog bij de wereld wil horen. Na een uurtje of meer kom ik weer wat bij en trap de motor aan om de pas te overwinnen die we in de verte al zien liggen.

Lokaal transport op de Khyberpas


Nomaden in Afghanistan

 

 

 

 

 

Een paar uur later zijn we de Khyberpas weer de baas geworden

en stoppen boven op de berg bij de grenspost naar Afghanistan. Nieuwe problemen , de grens is dicht, er is een burgeroorlog aan de gang en we mogen er niet in. Teruggaan is ook geen optie, want dan komen we nooit meer richting het westen en ons thuis. We gaan maar wat zitten en soebatten en na een tijdje komt er toch weer hulp. Iemand snapt wat we doen, waar we vandaan komen en waar we heen moeten. We krijgen uiteindelijk een transit visum voor één week . We zitten midden in het tribal gebied tussen Pakistan en Afghanistan( later beter bekend als taliban territory) en het is zo wie zo al een gevaarlijk gebied. Iedereen draagt een wapen en wij worden bijna verplicht om ook maar wat aan te schaffen, want zonder wapen overleef je het hier niet, zegt iedereen hier. Toch maar niet gedaan en na nog een uur papierwerk de lange afdaling naar Jallalabad begonnen. Gelukkig is het minder heet door de hoogte en ik knap weer wat op. Geslapen in een smerig kamertje in de stad en de volgende dag direct door naar Kabul. Chaos in de stad, uitgebrande tanks en pantserwagens in de straten, er is een avondklok ingesteld, onze bewegingsvrijheid is beperkt. We slapen weer in de tuin van het hippiehotel en proberen wat oude vrienden te vinden. De volgende dag weer zó ziek dat ik maar naar het ziekenhuis ga. Gelukkig is er nog een Amerikaanse arts overgebleven, de rest is weg door de oorlog. Hij onderzoekt me , geeft me een berg pillen en zegt dat ik 2 weken hoog de bergen in moet anders komt het niet meer goed. We zijn nu bijna 11 maanden onderweg en soms is de realiteit waarin ik me bevind ver weg van wat ik zou willen dat de realiteit zou moeten zijn. Ik wil het niet opgeven want de WLA móet naar huis, ik kan en wil hem niet achterlaten hier. Morgen weer een dag en de hoop dat het dan beter gaat bestaat nog.

 

Onderweg naar Bamian

 

We vertrekken na nog een dag rust naar Bamian voor de hoogte stage.

Veel militair verkeer onderweg ,ik ben zo ziek als een hond , en ben blij dat we weer een goedkoop kamertje kunnen vinden in dit dorpje . Ik lig uitgeteld , uitgemergeld en ziek drie dagen op de brits. Visioenen blijven maar door mijn hoofd spoken, is dit het laatste wat je doet, vlak voor je lichaam of je geest het opgeeft? Het tolt nu om en om, de beelden steeds sneller als in een verknipte film, dan wordt het rustiger en er zijn beelden die beklijven, het verhaal van hoe en waarom begint zich te ontrollen in m´n verwarde geest.

***

Ik heb me altijd afgevraagd of de geldingsdrang die mij drijft tot dit soort ondernemingen genetisch is, of bepaald wordt door de omstandigheden waarin je opgroeit. Zeven broers en zussen, dat is altijd vechten om de laatste kruimel, ook al was het thuis niet slecht. Toch was er een soort drang om te overleven. Aandacht, eten, de juiste kleren, erkenning en straf; pa en ma moesten het verdelen over 8 dus voor wat aandacht moest je toch wel vooraan proberen te staan. Dat lukt lang niet altijd. Er moet een reden zijn, waarom wil ik de wereld zelf ontdekken en veel achter me laten? Aan de ene kant altijd dat onzekere, in het gezin voelde ik me meestal een underdog, op school was het al niet veel beter. Maar toch altijd de baas ergens over willen zijn. Zeker over de toekomst en wat die brengen zou.

Me onderwerpen aan de grillen van een schoolmeester of chef heeft me altijd moeilijk gelegen.

Van school gegaan/geschopt toen ik 15 was. Ik moest het al snel zelf uitvinden, die drang was schijnbaar sterker dan de drang om in het gareel een diploma te halen en daarna een goede baan te zoeken. De artiest in een hersendeel van mij deed ook nog wat (on)gewenste chemische reacties doen ontstaan, ik liep dus alle kanten op in de pubertijd. Hierna werd ik echter toch opgenomen door de grote wereld. Weer studeren, een baan, een vrouw, alles was als bij de buren. Of toch niet? Een klein stukje brein bleef altijd dromen van meer en beter, zonder uitdaging geen leven. Natuurlijk komen er allerlei mogelijkheden voorbij op die leeftijd, maar wat triggert nu wat en waarom. Stijldansen op T.V., de hippy willen zijn in het dorp, voorzitter worden van je vereniging, het zijn allemaal oefeningen in het leven die voorbijgaan. Het is leuk maar ik blijf er niet voor eeuwig aan hangen. Er móet meer zijn. Wat laat je na aan de wereld, wat moet je doen om je leven in je eigen ogen interessant genoeg te maken. Ik moet er toch niet aan denken om met pensioen in een schommelstoel te zitten en me af te vragen waarom ik al die dingen niet gedaan heb die wel rondspoken in die hersencellen van mij.
Aan de slag dus, maar waarmee? Je kunt de beste postzegelverzamelaar worden van Europa of de beste wielrenner. Maar wat komt er voorbij, wat kan ik, wat biedt soelaas. Bijna alles is vluchtig en vergankelijk. De mogelijkheid tot een statement dat voldoet om jezelf een plek te geven waar je je kosjer voelt op de aardkloot komt misschien maar één keer voor in je leven.

Eens dacht ik dat je zelf wel iets kon kiezen, maar dit is niet waar. Het kiest jou.

Op mijn 18e had ik het rijden op een brommer wel gezien, geld voor een auto was er natuurlijk niet. De zoon van de tuinder waar ik op dat moment werkte had een oude Harley van 1943. Motorrijden was in die tijd erg uit, je werd erg nat en koud, oliespatten op de broek, meiden kreeg je echt niet mee. Ondanks het stoere imago hielp het niet om Darwin´s theorie in de praktijk te brengen. De meisjes zaten liever in een warme automobiel. Het motorrijden was niks meer, gevaarlijk, armoe, dat deed je gewoon niet meer. Net iets om voor mij om in te duiken natuurlijk. Ik kocht al snel een witte WLC spijkerbak uit 1943, met veel toeters en bellen, reed naar het ouderlijk huis en had direct ernstige ruzie met de gezaghebbenden thuis. Nou ja, daar ging het ook om, althans toch zeker gedeeltelijk. Toch greep het me vrij snel, de brute kracht van de 750cc zijklepper bracht iets naar boven: is hij de baas of ben ik het? Het temmen van het beest was de uitdaging die ik aanging. Natuurlijk , het is gewoon een motor, dus je leert er gewoon op rijden. Dat kan en dat deed ik dus ook, maar er was ergens iets méér. De oude zijklepper ging al snel kapot, de vertragingsbak moest eruit. Met wat gereedschap uit de tuinderij van Pa de bak eruit, en aan het repareren. Na 2 pogingen deed alles het weer min of meer dus met vriendin achterop naar Frankrijk. Dit liep natuurlijk ook niet goed af, het beest was nog niet getemd.

Dit kon natuurlijk niet, een machine de baas over mij.

Mijn aandacht was nu gefocust op dit probleem, dit moest opgelost worden. Wat sleutelen bij Dhr. Abspoel op de stoep in de schilderswijk van Den Haag zorgde er voor dat het een beetje heel bleef. Een jaar later bij toeval een originele 1943 Canadese leger Harley gevonden. Erg groen allemaal, snel tekeningen gemaakt om er echte Zweedse chopper van te maken, lange uitlaten en vork, lekker hoog stuur als op een Puch. Maar dit was deze keer niet mogelijk. Alle oudjes in Nederland waren ontroerd bij zien van dit machien waarmee de Canadezen ons hadden bevrijd! Er werd zware druk uitgeoefend om hem maar zo te laten. Ook de boys van de plaatselijke Harley- club vonden het wel stoer, zo’n groen ding, dus de sleutelaspiraties maar in de ijskast gezet. Blijft over het rijden, 365 dagen per jaar op het nieuwe groene monster. Ik was al snel de baas, dus moest de techniek en de baas getest worden. Al snel weekendtrips naar Frankrijk, Polen, Tsjechië. Vakanties over heel Europa, niets was te gek of te ver. De oude techniek bracht me er wel, ondertussen met een zware zijspan eraan, zodat er ook wat meegenomen kon worden. Na een laatste trip in 1975 naar Istanbul had ik alles wel gezien, dus wat nu?

Het zijspan klaar voor de reis. 2 wielen, 25 ltr SAE 70 en kampeer-uitrusting

 

 

Het rijden op de groene liberator had me vrienden gebracht over heel Europa. Het begon steeds meer tijd op te slokken. Er moesten onderdelen gevonden worden, vrienden met technische problemen geholpen worden, met de club rally’s organiseren. Ik werd gewild ondergedompeld in een bad met vriendschap, techniek en reislust. Maar ja, de aard van het beestje verloochent zich niet, er moest iets mee gebeuren, het statement moest neergezet worden. Na een aantal jaren in een laboratorium gezocht te hebben naar virusbelagers en bacterie remmers moest er wat gedáán worden. Dit werken in zo’n steriele omgeving zou ik toch niet mijn hele leven kunnen doen, zover kende ik mezelf al wel. De ultieme test voor man en machine moest uitgevoerd worden. Ik begon onderdelen te verzamelen en plannen te maken. Na een jaar had ik een 1941 WLA legerharley in NOS onderdelen bij elkaar gesprokkeld en deze op de zolder met alle kennis die ik had in elkaar geschroefd. Ook de plannen voor de reis waren klaar, ik zou naar Zuid Afrika rijden en terug. Onderzoek echter leerde dat het onmogelijk was om een aantal grenzen over te steken met een motor, dus werd de aandacht verlegd naar Azië. Hier was meer mogelijk, meer oude cultuur te zien, nog véél verder, dus de nieuwe uitdaging voerde ons naar het oosten.

 

Veel tijd om er over te lezen was er niet meer, inentingen moesten gehaald, carnets geregeld, informatie over visa moest vergaard worden.

Het werk op het laboratorium werd opgezegd, de motor van zolder getakeld door Simon Verhoeff en een testrit met alle vergaarde bagage werd ondernomen. Nog even langs een vriend met weegbrug en dat was schrikken: de combinatie met eega en mij erop woog 650 kg. Of de magere 24pk die de zijklepper maximaal levert ons over alle bergpassen en door de woestijnen zou weten te brengen was plotseling niet meer zo zeker. Hier en daar werd nog wat geschaafd aan de uitrusting en op een regenachtige augustusdag in 1978 vertrokken we gewoon.

 

***

 

BINNENKORT DEEL 2!

Buddha beelden (60 mtr hoog) en rotswoning in de Bamian vallei, nu verwoest door de taliban
Kinders uit de Hazari stam bij Bamian.