Every mile a thrill deel 6

Dit is deel 6 van de reis die Aad Samwel maakte over het dak van de wereld in de jaren zeventig. In deze aflevering ontdekt Aad het Hippie-leven in Kabul en trekt over de Khyberpas.

We willen vroeg weg voor de rit naar Kabul, het is meer dan 500 km en we weten echt niet wat we tegenkomen onderweg, dus vroeg eruit. Ik krijg de motor niet gestart. Het oliepeil is inmiddels weer aardig gezakt, en de SAE 70 single grade olie lijkt nog dikker dan stroop, waarschijnlijk zijn de dunnere fracties uit de olie verdampt . Overdag is het 35 graden, maar ‘s nachts 4 of 5 en ik krijg de motor niet rondgetrapt. Daar heeft Frank geen last van want die rijdt met multigrade, maar gebruikt wel 3x meer olie dan mijn stalen ros. Uiteindelijk de motor aangesleept met behulp van een automobiel. Eenmaal op weg loopt alles weer prima.

Dit stuk weg is aangelegd door de Amerikanen,

een stukje asfalt van 550 km, heerlijk, en we zoeven over de weg. De weg voert vaak door heel brede rivierbeddingen zonder bruggen, daar liggen wel veel stenen en rotsblokken dus is het slalom rijden hier en daar, maar het is goed te doen. Het is hier ook wel anders geweest. In de twintiger jaren waren de Duitsers nogal actief in deze omgeving. Die hadden een nieuwe weg ontworpen met 80 bruggen van steen over de zeer brede rivier beddingen die hier liggen. Deze weg heeft 4 jaar bestaan, toen was alles weg. Ze hadden geen idee dat met alle sneeuw en ijs uit de bergen ook enorme rotsblokken meegesleurd werden door de lage uitgestrekte rivier beddingen. Alle bruggen weg in één voorjaar!. We zien de resten van de bruggen regelmatig liggen rechts naast ons, alweer een westerse interventie mislukt. Het is warm stoffig en droog, gelukkig kan ik de nomadensjaal uit Herat nu wel voor mond en neus gebruiken.

Halverwege stoppen we in Ghazni, een echte caravanserai.

Het stadje kan zo uit de film komen. Mysterieus, alure, armoedig, levendig, het is een heel aparte mix. Dit bestaat al 2000 jaar hier op een zijtak van de zijderoute, en zo te zien is er niet veel veranderd in die twee millennia . Ze leven hier van wat gedroogde moerbeien en ander fruit, met wat geitenvlees voor erbij zo te zien. Er is in de weide omgeving geen groen plantje te bekennen, al staan er in de hoofdstraat wel bomen. Alles heeft verder de kleur van het woestijnstof maar omdat alle karavanen hier langs komen en er wel water is , is het toch een aardige levendige boel.
We scharrelen een uurtje rond door de smalle ongeplaveide straatjes en pleintjes met markten maar worden met argusogen bekeken en gevolgd door wat jochies. Of ze kwaad in de zin hebben weten we niet, het voelt echter niet echt koosjer en we starten de motoren maar weer voor de laatste paar honderd kilometer naar Kabul .

Mainsteet in Ghazni

De scharensliep

 

 

 

 

 

Heel klein karavaantje onderweg naar de markt

De laatste jerrycan benzine gaat in de tank

 

 

De weg blijft goed , de brommers draaien lekker op toeren, het is stijgen en dalen maar nergens extreem en deze keer gelukkig voor het donkert bereiken we Kabul. We vinden na een nogal wilde rit door de stad het Hippiehotel , en zetten snel de tentjes weer op in de tuin.

Hippie Hotel en tuin in Kabul

Het is weer een aftands gebouw uit de Engelse periode, met een grote tuin erachter. Na een rondgang langs de vele tentjes en campertjes onder het afdak om te zien of er nog bekenden waren, keerden we stoned terug bij onze stek. Wij hadden nog niets gerookt, maar de wietwalm van de andere aanwezigen was zo alom aanwezig dat het ook niet meer nodig was.

De volgende ochtend Jack, Bert, Peter en Corrie gevonden, iedereen leeft nog.

Er zijn nog wat meer motorrijders uit div. landen en we besluiten wat te toeren door de omgeving van de vallei. We zijn snel weer terug want een fluitend geluid blijkt weer een afgebroken kopbout te zijn. Sleutelen dus, de bout is er niet uit te krijgen, de cilinder maar gelift en er mee naar een werkplaatsje toe om dat te fixen. Gelukkig gaat dat verder goed en de volgende dag rijdt de zijklepper weer als vanouds. Volgens Pirsig moet dit sleutelen ook meehelpen om je innerlijk op orde te krijgen. Ik zie dit hier onderweg toch wel anders. Sleutelen thuis aan de Druivenlaan is altijd leuk en leerzaam, maar hier onderweg hoeft er van mij niks kapot te gaan. Je weet immers nooit of je nog verder kunt. Onderdelen niet te krijgen hier, goede werkplaatsen heb ik nog niet gezien , we moeten het dus maar zien te redden met wat we bij ons hebben aan gereedschap en materiaal. Gelukkig heb ik wel een paar kopbouten bij me, ik snap niet waarom, want die gaan normaal nooit kapot….. voorzienigheid, je gaat bijna weer in het hogere geloven zo.
’s Avonds is het feest op het kamp. Met de motorrijders verhalen uitwisselen, flinke joints opgestoken en als een garnaal naar bed. Bier kost hier 2,50$ per blikje en is illegaal, de zwarte afghaan ligt overal op straat te koop en het kost een kwartje om stoned te worden, dus ja , met ons beperkte budget is de keuze snel gemaakt.
De volgende dag de stad weer in, we proberen wat van de cultuur te proeven maar er is niet veel te zien. De moskeeën zijn dicht en of niet toegankelijk voor ons heidenen , en erg fraai zijn ze ook al niet. Musea zijn er ook niet echt, want afbeeldingen van mens of dier zijn niet toegestaan bij dit geloof dus dan is er niet veel meer over om te exposeren. De markten echter zijn groot, er is van alles te koop, veel nijverheid, kleedjes, potten en pannen. Het is alweer stoffig en warm en druk, we worden bijna gemangeld door de bevolking maar proberen toch wat te scoren in de vele kraampjes en stalletjes. Plotseling ontstaat er wat rumoer om ons heen, en voor we het weten is de straat ineens een stuk stiller.

Controle wijst uit dat de rugzak van Kitty is opengesneden, portefeuille natuurlijk weg.

We proberen de dief of het diefje nog te achterhalen , maar dat lukt natuurlijk niet. Niemand heeft wat gezien , reizigers zijn hier om zich te laten bestelen vinden ze gewoon. Dit is zwaar klote, buiten dat we zevenhonderd dollar armer zijn is het paspoort van Kit ook gepikt. De traveler cheques en andere geld met paspoort zit gelukkig in mijn zelfgemaakte lederen moneybelt, die doe ik nooit af en is hufterproof.
We winnen informatie in wat we moeten doen en bellen voor veel geld naar het min. van buitenlandse zaken in Nederland. Probleem is dat er geen Nederlands consulaat is hier, er is wel een soort zaakgelastigde. Die vinden we de volgende dag, het gesprek verloopt moeizaam. Ze willen ons terugsturen met een laisser passé naar Teheran , richting huis dus. Dan daar de beslissing van het ministerie afwachten of we überhaupt een nieuw paspoort krijgen. Vooruit richting Pakistan naar Lahore mag niet, dat is tegen de regels.

Daar hebben we echt geen zin in en na twee dagen soebatten, uitleggen dat we weliswaar op een zeer oude motor zijn maar wel geld bij ons hebben voor de hele reis en na druk telex overleg met het ministerie krijgen we toch toestemming om naar Lahore te reizen en daar het paspoort te regelen. Ondertussen is iedereen ziek geworden, allemaal aan de Kabulshit. In de achterafstraatjes schijten de kinderen allemaal in de greppel naast de straat. Tegen de avond gaat het altijd waaien uit de omringende hoge bergen en de gedroogde shit verwaaid dan door de straten. Cholera heerst en veel andere niet fijne bacteriën zweven rond.

Drukke straatjes in Kabul

Iedereen ziek, alleen wij niet , maar de rest heeft nog wél een paspoort, dat is het lot hier in deze woestenij.. De andere motorrijders gaan terug naar Europa, de meesten hebben een vakantie van 6 tot 10 weken gebruikt om deze reis te kunnen doen, wij zijn pas net begonnen voor ons gevoel.
We krijgen eindelijk het laisser passé en vertrekken naar Jallalabad met Frank en Trudy op de twee liberators.

Jallalabad is net als Khandahar weer zo’n stadje in een steenwereld.

Oogt wel wat vriendelijker, meer open theehuizen waar de zoete thee gedronken wordt en vooral aan de waterpijpen gelurkt wordt. Hele volksstammen zitten aan de pijp en kauwen op de bladeren van de qat , een plant die cathinon bevat, een lichte drug . Ze proppen soms hele bossen in hun mond, vervelend is dat ze het ook weer uitspugen, meestal 3 cm van jouw voeten vandaan. Teken dat ze schijt aan je hebben, moet je hier maar ook niet rondlopen. We hebben ook al geleerd dat als je hier een ongeval veroorzaakt het áltijd jóuw schuld is. Want als jij hier niet geweest was , zou het ongeval ook niet hebben plaatsgevonden. Dat is nog eens wetgeving!.

We overnachten in een smerig hol en vetrekken op tijd om de beruchte Khyberpas, die ons naar Pakistan moet brengen, te bedwingen. Aan de voet van de pas is een controle post annex tolpoort. We moeten een formulier invullen met onze gegevens maar een kruisje met duimafdruk mag ook als je niet kunt schrijven.

Khyberpass aan de Pakistaanse kant

Een hele lijst met plaatjes van kamelen, geiten, vrouwen, karren, lading, auto’s, etc. We moeten aangeven hoeveel we van alles bij ons hebben. Omdat er geen motorplaatje bijstaat teken ik die maar en zet er 1 voor. En een 1 voor het plaatje van de vrouw. De tulband kijkt mij meewarig aan, wat een armoe, maar één vrouw! Mijn balpen ben ik wel kwijt aan bakshis, die stopt hij in een laatje met pennen voorraad voor 10 jaar. Hij belooft dat ze ons gaan zoeken als we over 6 uur niet boven zijn. JaJa, dit is tribal gebied, de overheid heeft hier niks te zeggen volgens mij en alles wordt hier wel onder elkaar uitgevochten heb ik het idee.
We starten de motoren weer na dit oponthoud en kruipen langzaam omhoog tegen de steile vaak onverharde weg,

33 man in en op de Cadillac

Een paar keer halen we een voertuig in, een bus volgeladen met mensen en vee, een Caddillac met 18 man in de kofferbak , verder nomaden met geiten en kamelen. Het is wéér stoffig en heet, na 5 uur klimmen in z’n een en heel soms in z’n tweede versnelling komen we eindelijk boven aan op de Khyberpas bij de grenspost van Pakistan.
Er zijn alleen wat armetierige gebouwtjes langs de weg, al snel weten we dat het een stukje niemandsland is, en het enige wat ze verkopen zijn wapens. Soms originele Enfields van 100 jaar oud maar ook veel replica’s van allerlei soorten wapentuig. Er wordt ons van alles in handen gedrukt met de wijze woorden

“Pakistan very dangerous, you need gun to protect your blond wife” .

Nou , wij denken dat Afghanistan heel wat meer dangerous was, dus we slaan het aanbod maar af voor deze keer. Na een uurtje staan we in Pakistan, links rijden vanaf nu, want dat hebben ze van de Engelsen geleerd. Na deze twee onvergetelijke weken komen we weer in ietsje meer geciviliseerd land, er wordt in elk geval weer een taal gesproken door de ambtenaren die we verstaan, dank aan de Engelsen hiervoor.