De Ballenrit

Het was een heerlijke dag. Warm, zonnig, hoge opkomst. Echt zo’n dag voor ballen in je buik.

We verzamelden op de Parkkade in R’dam bij de Ballentent die – net als de toerkommissie – niet had gerekend op zo’n grote opkomst. We werden getrakteerd op die typische horkerigheid waar de Rotterdamse horeca zo bekend om is. Er is zelfs een woord voor: Horecarigheid.

Het schijnt dat de Ballentent ooit eens is vastgemaakt aan een scheepstros en een metertje of vijf van zijn plek is getrokken door het schip van een boze zeeman die geen tequila meer kreeg. Iets wat we goed kunnen begrijpen.

Boeeeeeeeeeehhhh

Maar okee, de plek is leuk en je kunt er goed je motor kwijt. Ook leuk: de Vasco da Gama voer op dat moment naar binnen met op de brug een maatje van Paul v. L.

Hij appte naar de loods ‘trek eens aan je fluit’ en er klonk een gemoedelijk en langgerekt  ‘boeeeeeeeehhhhh’ over de Nieuwe Maas. Benieuwd hoe het klinkt als hij aan zijn middelvinger trekt.

Parkkade, voor de Ballentent

Precies op het moment dat we wilden vertrekken richting Rijswijk, kwamen we erachter dat de toercommissie-leden van elkaar dachten dat ze de rit hadden uitgezet. Niet dus. Niks voorbereid. Daarna vertrokken we maar op de tast richting Rijswijk. Degene die ergens het best de weg wist, mocht voorop.

Onderweg ging mijn (zeer goed onderhouden) liberator steeds rotter lopen. Raadsel. Zou het de euro-95 zijn? Bijvullen met V-power 98 maakte nix uit. Hij kwam soms nauwelijks meer van zijn plek. Geen idee.

Schreeuwende honger

In Hoek van Holland maakten we een tussenstop omdat Claude graag een poosje in de rij van een haringtent wilde staan. Toen we vonden dat het lang genoeg geduurd had, heeft Jeroen T. hem uit de rij gepikt. Dat schijnt Claude wel vaker te overkomen: uit de rij gepikt worden. Het werd daarna ook voor iedereen luid en duidelijk dat Claude schreeuwende honger had. Dus snel naar de Rijswijkse horeca voor een kroket.

Buiten beeld: Claude in de rij bij het Vispaleis

Met pijn en moeite haalde mijn lib het centrum van Rijswijk. Meteen verzamelde zich een groepje deskundigen om mijn haperende fiets. “Het is je condensator – het zijn je puntjes – je wiel zit los – je moet met SAE 30 rijden”. En dat allemaal met hun handen op hun rug. De enige nuttige bijdrage kwam van Ken (een rolletje sellotape uit 1978) en van Jan ‘IJzeren Reet’ P. Die laatste zag na ruim 250 kilometer (ut Grunningen) plotseling sterretjes ter hoogte van mijn olieleiding. Bougiekap lek! En laat ik nou net een setje bougiekabels in mijn tas hebben zitten… Eén trap en weer als een zonnetje!

Hele Leuke Vrouw

Ons gepruts had ook de aandacht van wat omstanders getrokken. Een wat oudere heer had ons al in 1945 op de Rijswijkse weg zien rijden, maar zo lang waren we nog niet onderweg. Ook was daar opeens een Hele Leuke Vrouw. Ik heb me door een vrolijk gesprek over kop- en zijkleppers heen gebluft. Ze bleek namelijk werktuigbouwkundig ingenieur en reed ook zelf al jaren motor (zonder rijbewijs!). Zo kom je ze niet zo vaak tegen! Maar ja, ik heb thuis een Nog Veel Leukere Vrouw dus verdween de werktuigbouwkundig ingenieur achter de horizon (tegelijk met Jan Gerben en Jan P. Hoe zat dat nou eigenlijk?).

Stephanie B. zag dat ik van slag was en troostte me met de woorden: “Ach, na één motorrevisie ben je toch wel op haar uitgekeken.”

Daarna in één ruk en zonder sputteren naar mijn Nog Veel Leukere Vrouw gereden.

Ja hoor, handen op de rug en volop commentaar.